Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Orígenes

betekenis & definitie

Orígenes, wegens zijne ongemeene volharding door zijne tijdgenooten Adamantius (de Man van diamant) geheeten en een van de schranderste leeraren der oude Christelijke Kerk, werd geboren te Alexandrië in 185.

Zijn vader Leonidas, die in 202 den marteldood stierf, had hem onderwijs doen geven in de Grieksche letterkunde, terwijl de jeugdige Orígenes tevens, onder de leiding van Clemens van Alexandríë in geestdrift was ontgloeid voor het Christendom. Daar de goederen van zijn vader aan de schatkist vervielen, onderhield de jongeling zijne moeder, broeders en zusters door het afschrijven van boeken en door het verkoopen eener verzameling van Grieksche handschriften en gaf voorts, hoewel eerst 19 jaar oud, onderwijs in de Christelijke leer. Tegelijkertijd woonde hij de lessen bij van Ammonius Saccas, een verkondiger van het Neoplatonismus.

Eene grondige studie der wijsbegeerte stelde Orígenes dan ook in staat, om in de leerstellingen van alle godsdienstige secten beginselen van waarheid te vinden, alsmede om aan de Christelijke geloofsleer, zoodanigen vorm te geven, dat zij zich gevoegelijk in de Helleensche wereld kon vertoonen. Het gelukte hem althans, vele Heidenen tot het Christendom te brengen, en ook Christelijke ketters leidde hij terug tot den schoot der regtzinnige Kerk. In de dagen van Caracalla bezocht hij Rome (211) en zette vervolgens zijn onderwijs te Alexandrië voort, totdat een opstand in 215 hem noodzaakte de wijk te nemen naar Caesaréa in Palaestina. Bisschop Demetrius riep hem terug, zoodat hij zich weldra weder naar Alexandrie begaf; doch toen hij zich op eene tweede reis naar Caesaréa in 228 tot presbyter had laten wijden, ontstond tusschen hem en dien bisschop een onverzoenlijke twist. Op aandringen van Demetrius verbood eene Synode te Alexandrie in 231 aan Origenes het geven van godsdienstig onderwijs en verbande hem uit die stad. Eene tweede Synode, in het daarop volgende jaar gehouden, deed hem zelfs in den ban, en het Westen erkende de regtmatigheid van dit vonnis, terwijl Origenes na dien tijd als presbyter werkzaam was te Caesaréa. Hij ontweek de vervolging onder Maximinus Thrax door de vlugt te nemen naar Cappadocië. Ten tijde van Gordianus (238) vestigde hij zich geruimen tijd te Athene en vertrok daarop (244) naar Arabië, om op te treden tegen Beryllus van Bostra.

Gedurende de vervolgingen onder Decius was hij blootgesteld aan verregaande mishandelingen, en deze bragten hem aan het kwijnen, zoodat hij in 254 te Tyrus overleed. De werken van Origenes, wier aantal op 6000 wordt geschat, zijn gedeeltelijk van uitlegkundigen, gedeeltelijk van leerstelligen aard. Zijne brieven zijn bijna allen verloren geraakt. Zijne uitlegkundige werken zijn verdeeld in korte scholiën, in uitvoerige commentaren over verschillende boeken des Ouden en Nieuwen Testaments, en in toegepaste verklaringen of homilieën. Origenes ging daarbij uit van de hermeneutische beginselen van zijn tijd, volgens welke men in iedere uitspraak der Heilige Schrift een drievoudigen zin moest zoeken, namelijk een letterlijken, zedekundigen en mystieken. Van zijne geschriften, die op de tekstcritiek betrekking hebben, staat zijn uitvoerig werk: „Hexapla” getiteld, bovenaan, — en van zijne dogmatische werken kent men dien rang toe aan zijne 4 boeken: „De principiis”, eene eerste proeve van eene stelselmatige ontwikkeling der geloofsleer. Intusschen zijn deze werken, met uitzondering van eenige fragmenten, alleen voorhanden in de vertaling van Rufinus, die er veel in gewijzigd heeft.

De „Stromata”, in 10 boeken, eene vergelijking bevattende van de Christelijke leer met de stellingen der Grieksche wijsgeeren, zijn verloren gegaan. Zijne 8 boeken „Contra Celsum” daarentegen zijn bewaard gebleven en bevatten eene uitvoerige verdediging van het Christendom. Daarenboven heeft men nog van hem eene „Aanmaning tot het martelaarschap”, — een geschrift: „Over het gebed”, — en de later aan Hippolytus toegekende „Philosophoumena”. Van de oudere uitgaven der werken van Origenes is die der Benedictijnen van de la Mue (1733—1759, 4 dln; 2de druk 1856), — en van de nieuwere die van Lommatzsch (1831—1848, 25 dln) de beste. De school van Origenes verkreeg een groot aantal aanhangers, zoowel te Caesaréa als te Alexandrië. Terwijl echter nog in de 4de eeuw onderscheidene kerkvaders, zooals Eusebius van Caesaréa, Basilius de Groote, Gregorius van Nazianze, Gregorius van Nyssa enz., bovenal aan de geschriften van Origenes hunne godgeleerde opleiding verschuldigd waren, noemde reeds tegen het einde van die eeuw Epiphanius, bisschop van Salamis op Cyprus, hem een dwaalleeraar, en de Synoden van Alexandrië, omstreeks het jaar 400 gehouden, verwierpen zijne leer als ketterij, — een oordeel, dat op eene Synode te Constantinópei onder keizer Justiniams bevestigd werd.

< >