Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Onbevoegdheid

betekenis & definitie

Onbevoegdheid is in regten de toestand van hen, die volgens de wet uitgesloten zijn van een zeker regt. Men heeft staatkundige en burgerlijke, algemeene en betrekkelijke onbevoegdheid. Algemeene staatkundige onbevoegdheid bestaat volgens onze grondwet in Nederland niet. Wie aan de door de wet gestelde vereischten voldoet, kan als Nederlander alle burgerschapsregten uitoefenen en tot iedere betrekking benoemd worden.

Tot dit laatste zijn onder bepaalde voorwaarden ook vreemdelingen bevoegd. Tot de betrekkelijke onbevoegdheden op staatsregtelijk gebied behoort de onvereenigbaarheid van sommige functiën, bijv. van bepaalde ambten met het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Ook in ons burgerlijk regt heeft men geene algemeene onbevoegdheden.

Tot het genieten en uitoefenen van bepaalde burgerlijke regten bestaan onbevoegdheden. Zekere catagorieën van personen zijn onbevoegd tot voogdij en curatéle, — andere tot het verkrijgen van erfenissen bij uitersten wil enz.

< >