Olivier Emile Ollivier, een Fransch staatsman en de zoon van Demosthène Ollivier (den chef van een aanzienlijk handelshuis te Marseille, die als ijverig democraat bij den staatsstreek van 2 December 1851 de wijk nam naar Florence en eerst in 1860 in Frankrijk terugkeerde), werd geboren te Marseille den 2den Julij 1825, studeerde te Parijs in de regten en had zich slechts korten tijd aldaar als advocaat gevestigd, toen Ledru-Rollin hem in 1848 als commissaris der Republiek naar Marseille zond. Cavaignac benoemde hem tot prefect, eerst in laatstgenoemde stad en vervolgens te Chaumont, doch hij keerde reeds in Januarij 1849 tot de regtspractijk terug en onderscheidde zich door eene welsprekende leiding van verschillende processen. Nadat hij in 1857 door Parijs naar het Wetgevend Ligchaam was afgevaardigd, trad hij op als de eerste redenaar van het vijftal, hetwelk de oppositie vormde. Zijn redenaarstalent schitterde vooral in 1858 bij de beraadslaging over de veiligheidswetten, alsmede in 1859 bij de bespreking van den Italiaanschen Oorlog, — voorts in 1860 bij de behandeling van de aangelegenheden der drukpers.
Na zijne herkiezing trad hij in 1864 op als rapporteur over de coalitiewet. Daarbij echter legde hij zoo groote sympathie aan den dag voor de de denkbeelden der regéring, dat zijne voormalige staatkundige vrienden hem verlieten en hem openlijk van trouweloosheid beschuldigden. Hoewel hij in de daarop volgende zittingen geenszins onvoorwaardelijk de zijde der regéring koos, bewees hij haar groote diensten door in 1865 hare staatkunde in bescherming te nemen. Merkwaardig waren voorts zijne redevoeringen over het Duitsche vraagstuk, vooral die van Maart 1867, waarin hij de eenheid van Duitschland verdedigde. In 1865 benoemde de Onderkoning van Egypte hem tot regtsgeleerden raadsman, zoodat Ollivier de regtspractijk liet varen. Allengs ontstond het gerucht, dat hij met eene portefeuille zou worden belast, om in Frankrijk liberale grondslagen te geven aan het Keizerrijk, terwijl hij bij het naderen der verkiezingen in 1869 eene brochure (Le 19 Janvier) in het licht zond over den liberalen brief van Napoleon III van 19 Januarij 1867. Daarin wees hij den weg aan tot de stichting van een constitutioneel Keizerrijk. Dientengevolge leed hij bij de verkiezing te Parijs de nederlaag, maar werd gekozen in het departement Var.
Nu verwijderde hij zich geheel en al van de oppositie en werd in het Wetgevend Ligchaam het middelpunt van eene gematigd liberale regeringspartij, waarna hij den 27sten December 1860 belast werd met de vorming van een nieuw ministerie, hetwelk den 2den Januarij 1870 optrad. Hij zelf had zich daarin belast met de portefeuille van Justitie. Hij geloofde van ganscher harte aan de mogelijkheid eener verzoening van de liberale partij met het Bonapartismus, en wilde hiertoe aan het Keizerrijk constitutionéle instellingen bezorgen, maar zijne ijdelheid maakte hem blind voor de werkelijkheid. Hij waande, dat hij het Wetgevend Ligchaam door zijne welsprekendheid zou kunnen besturen, terwijl hij zich door zijne dubbelzinnige maatregelen meer en meer van zijne liberale aanhangers vervreemdde en naauwelijks bemerkte, dat hij slechts een werktuig was in de hand der Hofcôterie. Met alle kracht bevorderde hij de aanneming van het plebisciet, hetwelk in strijd met de liberale beginselen enkel het belang der dynastie beoogde, en vierde het slagen zijner pogingen als eene schitterende zegepraal. Deswege door de liberalen verworpen, maar door de Hofpartij gevierd en gevleid, schroomde hij niet de Kamer en de openbare meening tot een oorlog tegen Pruissen aan te sporen.
Nadat hij nog den 29sten Junij uitdrukkelijk gezegd had, dat de vrede nooit beter was gewaarborgd geweest, nadat hij den 12sten Julij verklaard had, dat alle oorlogsgevaar wegens den troonsafstand van den prins von Hohenzollern geweken was, misleidde hij reeds den 15den Julij het Wetgevend Ligchaam door de bekende verklaring en aanvaardde „de coeur leger” de gevolgen van zijne handelwijze. Zonder genoegzame kennis van den toestand en de krachten van Frankrijk, hield hij zich verzekerd van eene gemakkelijke zegepraal en meende, dat de op nieuw bevestigde dynastie daardoor de kroon zou kunnen zetten op haar werk. Toen zich na de eerste nederlagen van het Fransche leger eene krachtige republikeinsche beweging openbaarde, bood Ollivier slechts een flaauwen tegenstand. Het Wetgevend Ligchaam nam den 9den Augustus 1870 het besluit om slechts zoodanig ministérie te ondersteunen, hetwelk tegen den storm der omstandigheden was opgewassen. Ollivier gevoelde zich hierdoor gekrenkt en nam aanstonds zijn ontslag, vertrok eerst naar Italië en bevindt zich thans te Marseille.