Karl Rudolf von Ollech, een Pruissisch generaal en tevens een verdienstelijk schrijver, geboren te Graudenz in 1811, trad in 1828 als luitenant in dienst en werd later leeraar aan onderscheidene militaire scholen. In 1849 nam hij als kapitein deel aan den veldtogt in Baden, kwam in 1853 als majoor bij den generalen staf, hield voorlezingen aan de militaire académie, werd in 1858 luitenant-kolonel en in 1860 kolonel. Bij de krooning van Wilhelm I zag hij zich in den adelstand opgenomen, en in 1861 ontving hij de benoeming tot kommandant van het geheele kadettenkorps.
In 1864 werd hij bevorderd tot generaal-majoor, nam in 1866 deel aan den oorlog, en ontving bij Skalitz zware wonden, zoodat hij ook na zijne genezing niet langer geschikt was voor de dienst te velde. In 1866 werd hij luitenant-generaal en in 1870 generaal der infanterie, terwijl hij thans werkzaam is als directeur der militaire académie en als voorzitter van de commissie van toezigt op de studiën der kadetten. Hij is een echte vertegenwoordiger van den ijverigen, naauwgezetten, maar tevens ruwen en stijven Pruissischen soldatenstand, en van zijne geschriften noemen wij: „Historische Entwickelung der taktischen Uebungen der preuszischen Infanterie (1848)”, — „Die leichte Infanterie der französischen Armee (1856)”, — „Der Feldzug der Nordarmee im Jahr 1813 (1859—1865, 2 dln)”, — „General Reyhers Leben (1861)”, — „Friedrich der Grosze und die Kadettenanstalten (1862)”, — „Friedrich der Grosze und der Friede zu Hubertsburg (1863)”, — en „Geschichte des Feldzugs von 1815 (1876)”