Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Nova Zembla

betekenis & definitie

Nova Zembla of Nowaja Semlja (Het Nieuwe Land), eene eilandengroep in de Noordelijke IJszee, tot het gouvernement Archangel behoorend, ligt tusschen 701/2—77° en N. B. 51— 71° O.L. van Greenwich, wordt in het oosten bespoeld door de Karische Zee en is in het zuiden door de Karische zeeëngte van het eiland Waigatsj gescheiden.

Zij heeft eene oppervlakte van nagenoeg 1654 geogr. mijl en bestaat uit 2 groote en een aantal kleinere eilanden, terwijl zij blijkbaar gevormd wordt door eene uit den Oceaan zich verheffende bergketen, welke, van het zuidwesten naar het noordoosten voortschrijdend, tusschen 73 en 74° N. B. eene hoogte bereikt van 1200 Ned. el.

Groote uitloopers en diepe dalen vormen er aan de westkust talrijke fjorden, terwijl andere deelen der kust zeer eenvormig zijn. Ten noorden van den 74sten breedtegraad is het land bedekt met gletschers, welke zich tot in zee uitstrekken. Het zuidelijk gedeelte dezer eilandengroep heeft het voorkomen van eene hoogvlakte met eenige bergketens, en de gesteenten behooren er hoofdzakeljjk tot de Silurische en Devonische vormingen. De warmte is er aan de westkust veel aanzienlijker dan aan de oostkust, doch de gemiddelde jaarlijksche warmtegraad daalt er op beide ver beneden het vriespunt. De flora telt er slechts een dozijn soorten.

De fauna daarentegen is er veel rijker en wordt er vertegenwoordigd door ijsbeeren, ijs- en blaauwvossen, rendieren, lemmingen, wolven en roode vossen. Voorts heeft men er bij de kust dolfijnen, zeehonden en walrussen, terwijl er te voren ook zeekoeijen waren.

Van de vogels vermelden wij uilen, valken en talrijke watervogels. Het poolklimaat en de maandenlange winternacht, slechts door den gloed van het noorderlicht opgeluisterd, verhindert er de kolonisatie. Jaarlijks echter trekt men derwaarts ter jagt, om met een rijken buit van huiden, traan, dons en gezouten visch terug te keeren.

— Nova Zembla werd vermoedelijk reeds in de 10de eeuw door de inwoners van Nowgorod ontdekt, hoewel men daaromtrent geene geschiedkundige berigten heeft.

Later werd deze eilandengroep wederom ontdekt door den Engelschman Willoughby, die echter op zijn terugtogt met 70 reisgenooten in Lapland omkwam. De eerste naauwkeurige berigten omtrent dat land is men verschuldigd aan onzen landgenoot Barends, die daarvan in 1594 het noordoostelijk gedeelte onderzocht en er overwinterde.

Later werd het meermalen door Engelschen, Nederlanders en Denen bezocht. De eerste Russische expeditiën, derwaarts uitgezonden, waren die van Joesjkow (1757) en die van Losjkin (1760), die 2 winters op deze groep doorbragt. In lateren tijd stevende Lütke (1821—1824) bij herhaling derwaarts, — voorts in 1832 Pachtoessow. Vervolgens nog vele anderen, en eindelijk n 1872 graaf Wilczek en Ssiderow.