Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Nomaden

betekenis & definitie

Nomaden, eigenlijk weide- of steppenbewoners (van het Grieksch voor weide), noemt men zoodanige volken, welke hun bestaan vinden in de veeteelt, zoodat zij zich gedurig naar betere weiden verplaatsen en dus geene vaste woonsteden hebben. Zij houden hun verblijf in tenten of hutten en staan niet hooger in ontwikkeling dan de jagers- en visschervolken, alzoo veel lager dan de landbouwers. Zij hebben eigenlijk geen vaderland, omdat zij gestadig zwerven, en geen algemeen bestuur, omdat zij in kleine stammen verdeeld zijn. Vaak leven zij van den roof of van het vervoeren van handelswaren.

Werden zij verdrukt of verdreven, dan trokken zij in digte drommen naar elders en gaven aanleiding tot volksverhuizingen en omwentelingen. Zoo verschenen omstreeks het jaar 2300 vóór Chr. de Hyksos of herdersvolken in Egypte; zij kwamen van de oevers der Perzische Golfen waren vermoedelijk zelven voortgestuwd door de Ariërs, die uit het noordoosten derwaarts rukten. Voorts kennen wij uit de oude geschiedenis de togten der Hunnen en uit de geschiedenis der middeneeuwen die der Mongolen. In onzen tijd vindt men de meeste nomaden in Midden-Azië. In Noord-Siberië, Zuiden Noord-Amerika zijn zij tevens jagersvolken.

< >