New York, een middenstaat der Vereenigde Staten van Noord-Amerika en tevens de volkrijkste en magtigste van deze, ligt tusschen 40°30' en 45° N. B. en 71°61' en 79°46' W.L. van Greenwich, grenst in het noorden aan het meer Ontario, de St. Laurensrivier en Canada, in het oosten aan Yermont, Connecticut en Massachusetts, in het zuiden aan den Atlantischen Oceaan en in het westen aan Pennsylvanië, het Eriemeer en de Niagararivier, en heeft op eene oppervlakte van bijna 2211 geogr. mijl nagenoeg 4¾de millioen inwoners (1875). De bodem is er zeer verschillend. De Allighanies loopen er met 2 ketens uit New Jersey en Pennsylvanië naar het zuiden des lands.
De eerste wordt bij Westpoint doorboord van de Hudsonrivier en vormt er de vermaarde Hooglanden der Hudson. Vanhier volgt de keten onder den naam Taconiebergen eene noordelijke rigting en vereenigt zich met de Green Mountains in Connecticut en Massachusetts. Bij Westpoint hebben deze Hooglanden eene breedte van 30 Ned. mijl, maar bereiken slechts zelden eene hoogte van 450 Ned. el; alleen op den oostelijken oever der rivier verheffen zij zich tot 518 Ned. el, terwijl men meer noordwestwaarts den Roundtop aantreft, die 1160 Ned. el hoog is. Ten noorden van de Mohawkrivier verrijst het schilderachtig Adirondacgebergte met fraaije wouden, beken en meren. De hoogste toppen van dezen Staat vindt men in het graafschap Essex, waar de Mount Marey eene hoogte bereikt van 1735 Ned. el. Geheel het oostelijk gedeelte van dezen Staat is bergachtig of heuvelachtig. Men heeft er voorts een grooten rijkdom van bevaarbare wateren. In het oosten is de Hudson de aanzienlijkste rivier van den Staat en over eene lengte van 240 Ned. mijl voor groote stoombooten bevaarbaar.
Hare voornaamste zijrivier is de Mohawk. Aan de noordoostelijke grenzen ligt het Champlainmeer, en in het westen en noordwesten maken het Erie- en Ontariomeer en de groote St Laurensrivier het verkeer gemakkelijk. In het midden van den Staat ontspringen de Delaware en de Susquehanna. Eerstgemelde vormt over een afstand van 113 Ned. mijl de grenzen naar de zijde van Pennsylvanië en laatstgenoemde vloeit door dezen Staat naar Chesapeakbaai. Beide zijn bij hoog water bevaarbaar. De Genesee, in het westen stroomend, is wegens hare talrijke watervallen slechts bij gedeelten bevaarbaar. Voorts vindt men in dezen Staat een groot aantal kleine, schilderachtige meren.
De zeekust is er voor het scheepvaartverkeer van het hoogste belang. De éénige baai is er die van New York, welke door de „Narrows (Engten)” tusschen Long- en Staten-Island gemeenschap heeft met de buitenbaai en ook nog langs de Sound — achter Staten- en Long-Island om — kan bereikt worden. Genoemde 2 eilanden behooren tot dezen Staat. Het eerste is 220 Ned. mijl lang, op het breedst 32 Ned. mijl breed en door de gemelde Sound van Connecticut gescheiden. Staten-Island heeft eene lengte van 22 Ned. mijl en eene breedte van 6 tot 12 Ned. mijl en ligt tusschen de baai van New York en die van Raritan. Tusschen deze 2 eilanden ligt Manhattan met de stad New York.
Het klimaat van dezen Staat is verschillend. Bij de kust wordt zoowel de zomerhitte als de winterkoude getemperd. In het noordelijk gedeelte is de koude zeer gestreng, in het binnenland heeft men een vastelandsklimaat en verder westwaarts wordt de koude verzacht door den invloed der Stille Zee. De gemiddelde jaarlijksche warmte wordt geschat op 8°C. De Hudson is er althans 42 dagen met ijs bedekt. Ook met betrekking tot den grond ontwaart men eene groote verscheidenheid. In het westelijk gedeelte van den Staat, in de rivierdalen, heeft men zeer vruchtbare gronden, terwijl andere zeer geschikt zijn voor de veeteelt en eene aanzienlijke uitgestrektheid tot de dorre woestenijen behoort. Doch in het algemeen mag men New York een vruchtbaren Staat noemen.
Aan den landbouw wordt er groote zorg besteed. In 1874 had men er 660000 paarden, 19000 muilezels, 684000 runderen, bijna 1½ millioen melkkoeijen, 650000 zwijnen en ruim 2 millioen schapen. Men verbouwt er vooral maïs, tarwe, rogge, haver, gerst, boekweit, aardappels, tabak, hop en wijn. Men ziet er voorts uitmuntend naaldhout, eiken-, ahorn-, beuken-, lorken- en berkenboomen. In de bosschen heeft men er: den Amerikaanschen eland, reeën, zwarte beeren, wilde katten, wolven, bevers, hermelijnwezels, otters, marders, hazen enz., en tot de nuttige delfstoffen behooren er: ijzer, lood, zink, koper, gips, marmer, steenkolen en zout, terwijl men er onderscheidene minerale bronnen aantreft. De bewoners des lands houden zich bezig met landbouw, handel, fabrieknijverheid en scheepvaart. Men vervaardigt er vooral meel, kleederen, suiker, leder, schoenen, ijzeren voorwerpen, huisraad, bier en sterke dranken, wollen en katoenen stoffen, piano’s, papier, landbouwgereedschappen enz. De handel van New York is veel aanzienlijker dan die van een der overige Staten van Noord-Amerika; de stad New York is de stapelplaats der geheele Nieuwe Wereld.
Men heeft er een verbazenden doorvoerhandel, die er door kanalen en spoorwegen niet weinig bevorderd wordt. De kanalen hebben er eene lengte van 1480 Ned. mijl, en van deze is het Eriekanaal, 566 Ned. mijl lang, het voornaamste; het verbindt de Hudsonrivier met het Eriemeer. De spoorwegen zijn er 8370 Ned. mijl lang en verbinden de stad New York met alle belangrijke steden van Noord-Amerika. Het onderwijs is er in 1875 op nieuw geregeld. Er bestaat schooldwang voor alle kinderen van 8 tot 14 jaar, maar een schoolbezoek van 14 weken in het jaar wordt voldoende gerekend. In gemeld jaar had men er 11775 staatsscholen met bijna 30000 onderwijzers en ruim een millioen leerlingen, terwijl daarenboven de bijzondere scholen door 138000 leerlingen werden bezocht. Daar echter de schoolpligtige jeugd in dat jaar bijna 1600000 zielen telde, zijn ruim 400000 van alle schoolonderwijs verstoken gebleven.
Tot de inrigtingen van hooger onderwijs behooren er 240 académiën, met welken naam ook de 14 godgeleerde seminaria, de 4 regtsgeleerde scholen enz. bestempeld worden, met 30000 studenten, 22 universiteiten en colléges en 10 geneeskundige scholen. Bovenal verdienen de universiteit van New York en de Cornell-universiteit eene ioffelijke vermelding. Ten behoeve van het openbaar onderwijs wordt er ongeveer 30 millioen gulden uitgegeven. In 1875 verschenen er 1086 dagbladen, en van deze kwamen 100 dagelijks van de pers. Er zijn meer dan 20000 openbare boekerijen, en het aantal kerken bedraagt er 5474, die aan verschillende kerkgenootschappen toebehooren. Eindelijk onderhoudt de Staat een groot aantal instellingen van weldadigheid, zooals krankzinnigengestichten, blinden- en doofstommen-instituten enz.
De tegenwoordige grondwet dagteekent van 1846, maar is in 1874 gewijzigd met het doel, om alle omkooperij en kuiperij te beletten, welke zich hier nog meer dan elders als een invretende kanker in het staatsleven vertoonden. Het uitvoerend gezag is opgedragen aan een gouverneur en vicegonverneur, die door de kiesbevoegde ingezetenen voor een tijdperk van 3 jaar worden gekozen. Voorts benoemt het volk voor een tijd van 2 jaar: een staatssecretaris, een controleur, een schatmeester, een landsadvocaat, een staals-ingenieur, 4 kanaalcommissarissen en andere ambtenaren. De wetgevende magt is er in handen van een Senaat van 32 en van eene Vergadering van Afgevaardigden van 128 leden, die, behalve vergoeding van reiskosten, een jaargeld trekken, ieder van 3500 gulden. Regt wordt er gedaan door een Hof van appél, 8 Hoven, twee stadsregtbanken te New York en Brooklijn en 60 arrondissementsregtbanken. De geldmiddelen bevinden er zich in een gunstigen toestand, en de militie bestaat er uit ruim 20000 man. Naar het Congrès worden er 2 senatoren en 33 volksvertegenwoordigers afgevaardigd. De Staat is verdeeld in 60 graafschappen, en de staatkundige hoofdstad is Albany.
Omtrent zijne geschiedenis vermelden wij het volgende: Nadat Henry Hudson den 3den September 1609 het eiland Manhattan ontdekt had, stichtten de Nederlanders de eerste volkplanting op den zuidelijken uithoek van dat eiland en noemden haar Amsterdam. Voorts deden zij er het fort Oranje verrijzen en maakten zich meester van het geheele land, hetwelk zij Nieuw-Nederiand of Nieuw-België noemden. Voor het eiland Manhattan betaalden zij aan de Indianen eene waarde van omstreeks 24 dollars, en ook aan de North River, aan de Delaware en op Staten-eiland kochten zij uitgestrekte gronden. Niettemin geraakten de kolonisten in oorlog met de Indianen. In het noorden eigenden de Engelschen zich willekeurig eene groote landstreek toe aan de rivier Connecticut, en de Zweden, die zich aan de Delaware vestigden, maakten zich desgelijks aan zoodanige ongeregtigheid schuldig. In September 1664 namen 4 Engelsche fregatten de kolonie ten behoeve van Engeland in bezit, zich beroepende op een giftbrief, waardoor koning Karel II geheel Nieuw-Nederiand aan zijn broeder, den hertog van York, had toegekend. De Britsche kolonel Nichols werd gouverneur der provincie, welke, evenals de stad, ter eere van den nieuwen eigenaar den naam van New York ontving. Alle eigendommen der Nederlandsche West-Indische Compagnie werden verbeurd verklaard en een gedeelte der kolonie, het hedendaagsche New Jersey, werd verkocht.
Toen Nieuw Amsterdam veroverd werd, telde de stad 1500 inwoners, en in 1674 was dat aantal tot 2500 geklommen. In Julij 1673 werd zij wel is waar door een Nederlandsch eskader ingenomen, maar reeds in het volgende jaar voerden de Engelschen er weder heerschappij, en bij het Verdrag van Westminster werd het land hun wettig afgestaan. In 1683 werd in de kolonie de eerste wetgevende vergadering gehouden, en in 1689, na het verdrijven der Stuarts, werd zij eene regtstreeks aan het Britsch gezag onderworpene provincie. In de 2de helft der voorgaande eeuw verwekten de maatregelen der Engelsche regering er groote ontevredenheid. Te New York verbrandde men in 1765 de beeldtenis van den gouverneur, waarna afgevaardigden der koloniën zich in de stad tot een congrès vereenigden. In 1776 moest zij zich aan de Engelschen onderwerpen, en deze hielden haar bezet tot in 1783. Den 26sten Julij 1788 aanvaardde de Staat de Constitutie der Unie, en in 1821 wijzigde men er de grondwet in vrijzinnigen, en in 1846 in democratischen geest, waarna zij in 1874 nogmaals eene gewenschte verandering heeft ondergaan.
De stad New York, de volkrijkste der Vereenigde Staten en de aanzienlijkste koopstad der Nieuwe Wereld, ligt in den evenzoo genoemden Staat op het eiland Manhattan, hetwelk in de Washington Heights eene hoogte bereikt van 72 Ned. el en eene uitgebreidheid bezit van 5560 Ned bunder. Eene zeestraat, Haarlem river genaamd en op de smalste plek 180 Ned. el breed, scheidt liet eiland van den vasten wal. De Hudson bespoelt het aan de west- en de East-river aan de oostzijde en vereenigen zich aan de zuidpunt, Battery genaamd, van het eiland in de haven van New York. Eerstgenoemde scheidt de stad van New Jersey, en laatstgemelde van Long Island en Brooklijn. In de haven liggen de Govenors-, Ellis- en Bedloes-eilandenallen van verdedigingswerken voorzien, en de toegang tot de haven, bij Sandy Hook, 30 Ned. mijl van de stad verwijderd en ten allen tijde bevaarbaar voor schepen met een diepgang van 10 Ned. el, wordt door onderscheidene forten bestreken. Ook in de East-river liggen onderscheidene eilanden. De rotsen bij Hellgate, te voren gevaarlijk voor de scheepvaart, heeft men in 1876 laten springen. Het middelpunt van de stad (City Hall) ligt op 40° 42' N.B. en 74° W. L. van Greenwich.
De bevolking der stad bedroeg in 1875 ruim één millioen zielen, doch met Brooklyn, Jersey City en Hoboken omstreeks 1700000. Het auidelijke en tevens oudste gedeelte der stad is onregelmatig gebouwd, doch met groote hotels, magazijnen, winkels en openbare gebouwen gevuld. Het noordelijke en tevens nieuwere gedeelte daarentegen is regelmatig aangelegd en bezit ruime straten, prachtige huizen en fraaije kerken. De grootste en schoonste straat is de Broadway, welke zich van de Battery aan de zuidpunt van het eiland met eene breedte van 30 Ned. el en eene lengte van nagenoeg een uur gaans door de geheele stad uitstrekt; zij is versierd met fraaije winkels en prachtige hotels en dient tevens tot rij- en wandelplaats voor de aanzienlijkste ingezetenen. De drukte van menschen en rijtuigen in deze straat is verbazend. Met haar vereenigen zich aanzienlijke zijstraten, zooals Chatham Street, East Broadway enz. Wijken, waar handel en nijverheid huisvesten, bevinden zich voorts aan beide zijden van het zuidelijk gedeelte der Broadway, vooral aan den oostkant, het oorspronkelijk Nieuw-Amsterdam der Nederlanders; hier heeft men Pearlstreet, Waterstreet en Frontstreet voor den kleinhandel en East River voor den groothandel, terwijl Wallstreet bijna geheel en al door banken, kantoren, verzekeringsmaatschappijen, makelaars en bureaus van dagbladen en effectenhandelaars is ingenomen. De grootste magazijnen en de kantoren der voornaamste groothandelaars bevinden zich echter in de Southstreet, die van de Battery zich langs de East River uitstrekt.
De Bowery, eene breede straat ten oosten der Broadway, is vooral de woonplaats der Duitschers, wier aantal 170000 beloopt. Boven het stadhuis (City Hall) is de Broadway over eene lengte van 3 Ned. mijl bezet met groote hotels, sierlijke winkels, schouwburgen, concertzalen, leesmuséums enz. In het noordelijke of nieuwe gedeelte zijn de straten 30 Ned. el breed en 3 tot 4 Ned. mijl lang. Van deze is de Vijfde Avenue het middelpunt der aanzienlijken; daar ziet men ruime en prachtige huizen, van bruinen zandsteen of marmer opgetrokken, benevens een aantal fraaije kerken. In het zuidoostelijk en oostelijk gedeelte daarentegen heeft men onderscheidene wijken met morsige straten en armoedige woningen. Gelijk in de meeste groote steden van Amerika, zoo heeft ook hier ieder bedrijf zijne afzonderlijke wijk of straat: in de eene heeft men hoofdzakelijk kleermakers, in de andere schoenmakers, in de derde hoedenmakers enz. Men heeft er 10 beplante pleinen, van welke wij vermelden: de Battery , Bowling Green, City Park, Printinghouse Square met een standbeeld van Franklin, Washington Square, Union Square met de standbeelden van Washington en Lincoln, en vooral Central Park, dat eene oppervlakte heeft van 337 Ned. bunder. Tot de merkwaardigste openbare gebouwen behooren er: het belastinggebouw in Wallstreet met een gevel ter breedte van bijna 44 Ned. el, versierd met 18 Ionische zuilen, terwijl de koepel der rotonde door 8 Corinthische zuilen van Italiaansch marmer gedragen wordt, — het schatkistgebouw der Vereenigde Staten, in dezelfde straat en naar het modél van het Parthenon van marmer opgetrokken, — het nieuwe postkantoor, 104 Ned. el breed, met zuilen en koepels, — het stadhuis (City Hall) van wit marmer en bijna 66 Ned. el breed, — en de nieuwe geregtshoven, ook van wit marmer en met voorportalen in Corinthischen stijl.
Van de aanzienlijkste gebouwen der burgers noemen wij dat van den „New York Herald (op de plaats, waar het Muséum van Barnun gestaan heeft)”, het Astor-hotel, den restaurant Délmonicok, en het marmeren magazijn van Stewart. Van de overige gebouwen vermelden wij nog: de gevangenis, het tuighuis en de markthal (Washington Market). Er zijn 423 kerken, doch slechts weinige van deze verdienen als bouwgewrochten den lof der schoonheid. Van die kerken behooren 73 aan de Episcopalen, een dergelijk aantal aan de Presbyterianen, 51 aan de Methodistische Episcopalen, 40 aan de Baptisten, 34 aan de R. Katholieken, 29 aan de Hervormden en 13 aan de Lutherschen. De merkwaardigste kerken zijn: de Trinitykerk aan de Broadway, van rooden zandsteen in spitsboogstijl opgetrokken, met een toren ter hoogte van 86% Ned. el, — de Episcopaalsche kerken St, Paul en Grace Church, deze laatste van marmer gebouwd en met 40 beschilderde ramen versierd, — en de Byzantijnsche St. George-kerk. Onder de Duitsehe kerken onderscheidt zich die des Verlossers door een toren ter hoogte van ruim 80 Ned. el. Al die kerken echter zullen overtroffen worden door de thans nog in aanbouw zijnde R. Katholieke hoofdkerk van St. Patrick in de Vijfde Avenue; deze is ruim 98 Ned. el breed en wordt versierd met 2 marmeren torens ter hoogte van bijna 100 Ned. el. Van de 27 synagogen is de Tempel van Immanuël, in Moorschen stijl gebouwd, de merkwaardigste, en onder de 9 zendelinggenootschappen bekleedt het Bijbelgenootschap den eersten rang. Groot is er het aantal inrigtingen van weldadigheid: er zijn 18 ziekenhuizen, 8 weeshuizen, 6 verplegingsgestichten en 35 dergelijke inrigtingen van verschillenden aard. Op de 3 eilanden der East River heeft men er onderscheidene van staatswege, bijv. op Blackwall-eiland 7 hospitalen (voor pokkenlijders, koortszieken, kinderen enz.), een krankzinnigengesticht, een verplegingsgesticht, een armenhuis en eene straf-inrigting, — op Wards-eiland een hospitaal voor landverhuizers en een asyl voor zeelieden, — en op Randallseiland eene idiotenschool en eene wieg-inrigting. Al die gebouwen zijn van graniet opgetrokken, en in 1874 werden er bijna 200000 hulpbehoevenden opgenomen. Het onderwijs is er uitmuntend ingerigt: de stad bekostigt 249 scholen, waar geen schoolgeld wordt be taald, met 2679 onderwijzers en ruim 236000 leerlingen. Leerlingen, die zich door ijver en aanleg onderscheiden, kunnen het stedelijk collége (een gymnasium en eene technische school) bezoeken. Voorts heeft men er eene universiteit, 6 geneeskundige scholen, eene pharmaceutische school, eene veeartsenijschool, 3 godgeleerde seminaria, eene kweekschool voor onderwijzers en 6 colléges, van welke het Columbia-collège, in 1754 gesticht, met eene regtsgeleerde school en eene voor bergbouw en met eene boekerij van 20000 deelen de voornaamste is. De schilderacadémie te New York wordt voor de beste school van dien aard in Amerika gehouden. Het „Cooper Institute”, in 1859 geopend, verschaft onderwijs in de toepassing der kunsten en wetenschappen. Van de bibliotheken vermelden wij: Astor Library met 160000 deelen en ten behoeve van het publiek toegankelijk, — de boekerij van het New York-genootschap met 60000 deelen, — de handelsbibliotheek met 131000 deelen, — en eene leerlingenbibliotheek met 50000 deelen. Ook heeft men er onderscheidene geleerde vereenigingen met bibliotheken en muséa. Er verschijnen 398 dagbladen en tijdschriften, en 28 van deze komen dagelijks van de pers. Voorts vindt men er 14 schouwburgen, een circus, onderscheidene concertzalen en talrijke biertuinen. Twintig clubs hebben er gebouwen, welke die te Londen evenaren. Inzonderheid is New York vermaard wegens zijne reusachtige hotels. Tramway’s doorkruisen de stad in alle rigtingen en hebben de voormalige omnibussen nagenoeg verdrongen; het centraalstation, 6½ Ned. mijl van de Battery gelegen, is 211 Ned. el breed en 73 diep. Een op zuilen rustende spoorweg loopt langs Greenwich Street tot digt by de Battery, terwijl men bezig is met den aanleg van een pneumatischen spoorweg. Het grootste goederenstation ligt in de nabijheid der Hudsonrivier. Stoombooten verbinden voorts New York met de voorsteden, die in New Jersey en op Long-Island gelegen zijn, en eene grootsche spoorwegbrug, ter lengte van 1829 Ned. el en ruim 41 Ned. el boven den hoogsten waterstand zwevend, terwijl hare middenste opening eene doorvaartwijdte heeft van ruim 486 Ned. el, zal eerlang New York met Brooklyn vereenigen. Sedert 1825 is de stad met gas verlicht, en de brandweer bevindt er zich in uitmuntenden toestand. De inwoners worden er van water voorzien uit de Croton-rivier, 65 Ned. myl van New York verwijderd; het water loopt door buizen naar 2 vergaderbakken in het Central Park, waar ruimte is voor 5221 millioen Ned. kan.
Met betrekking tot den handel is New York de aanzienlijkste stad der Nieuwe Wereld. Hare haven, eene ruime baai, bevriest bijna nooit en bezit veilige landingsplaatsen voor de grootste zeeschepen, terwijl er de noodige dokken niet ontbreken. In 1875 kwamen er uit het buitenland 5387 schepen binnen, behalve 4884 kustvaartuigen, en in 1874 waren die cijfers nog veel aanzienlijker. Ook het bedrag der inkomende regten (in 1874 ruim 266 millioen gulden) is later door de handelscrisis aanmerkelijk gedaald. Tot de uitvoerartikelen behooren er vooral graan en meel, petroleum, spek en ham, katoen en sedert den aanvang van 1877 ook versch vleesch,— en tot de invoerartikelen inzonderheid suiker, koffij, thee, sterke dranken, wijn en manufacturen. Achttien stoomvaartlijnen onderhouden de gemeenschap van New York met Europa en 6 met West-Indië en Zuid-Amerika. Het Eriekanaal brengt er de granen van het westen, en spoorwegen, die zich naar alle kanten uitstrekken, bevorderen er het verkeer.
Wijders heeft men er een groot aantal fabrieken, vooral tot vervaardiging van machines, van schoenen en kleederen, van piano’s en van bier. De omstreken der stad zijn bevallig, en vooral de oevers der Hudson zeer schilderachtig. Het klimaat is er zeer warm en zou in den zomer ondragelijk wezen, zoo de hitte niet door den zeewind werd afgekoeld. De gemiddelde jaarlijksche warmte bedraagt er 11,8° C. (in Januarij —1° en in Julij 23,8°) en er valt jaarlijks 1190 Ned. streep regen. De stad is verdeeld in 22 wijken: de mayor wordt er om de 2 jaar en de raad jaarlijks door het volk gekozen. De geldmiddelen zouden er zich in nog gunstiger toestand bevinden, indien de gemeente niet jaren lang ter prooi ware geweest aan een verregaand wanbestuur.
New York werd in 1612 gesticht door Nederlanders, die er zich wegens den pelshandel vestigden en bij een klein fort (de Battery) eene kolonie deden verrijzen, welke zij Nieuw Amsterdam noemden. In 1616 telde deze volkplanting slechts 30 inwoners. In 1642 stichtte men er de eerste kerk, en in 1656 telde de stad reeds 120 huizen met ongeveer 1000 inwoners. In 1664 viel zij in handen der Engelschen, die haar New York noemden, en in 1700 bedroeg de bevolking 5000 zielen. In 1711 werd er eene slavenmarkt geopend. Gedurende den bevrijdingsoorlog bleef zij in de magt der Britten, die haar eerst den 25sten November 1783 verlieten, en in 1789 werd er Washington gehuldigd als eerste president der Vereenigde Staten. In 1807 bouwde men er de eerste stoomboot, om daarmede de Hudson te bevaren, en in 1835 verwoestte een geweldige brand een groot gedeelte der stad. In het begin der 19de eeuw bevonden er zich slechts 60000 inwoners, doch in 1820 was dat aantal reeds verdubbeld.