Onder dezen naam vermelden wij:
Nestor, volgens de Grieksche fabelleer een zoon van Neleus. Toen de zonen van dezen door Héraclés (Hérculés) werden gedood, behield Nestor het leven, doordien hij zich te Gerena in Messenië bevond. Hij werd koning van Pylus, nam deel aan den strijd der Lapithen tegen de Centauren, aan de Calydonische jagt en aan den Argonautentogt, overwon de Arcadiërs, ondernam een strooptogt tegen de Eleërs en bragt als grijsaard de Pyliërs en andere stammen in 90 schepen naar Troje, waar hij zich niet alleen als krijgsman, maar vooral door zijne welsprekendheid en door zijne wijze raadgevingen onderscheidde. Na den val van Troje keerde hij behouden huiswaarts naar Pylus, waar vervolgens Telémachus hem bezocht, om berigten in te winnen aangaande de verblijfplaats van zijn vader. Ook nu nog geeft men den naam van Nestor aan een ervaren en vooral aan een welsprekend grijsaard.
Nestor, den oudsten kroniekschrijver in de Slawische taal. Hij werd geboren te Kiew in 1066 en overleed aldaar als monnik omstreeks het jaar 1146. In 1113 begon hij met het opstellen van zijne kroniek, welke een geschiedkundig overzigt geeft van de lotgevallen der menschheid, van den aanvang af tot aan laatstgenoemd jaar; zij is eene merkwaardige bron voor de oud-Slawische geschiedenis. De eerste uitgave dezer kroniek werd bezorgd in 1767 door het Archaeologisch Genootschap te Petersburg, hetwelk beschikken kon over 53 handschriften. Eene nieuwe uitgave leverde Miklosich (1860). De kroniek is geschreven in een overgangsdialect van het oud-Slawisch tot het oud-Russisch.