Hérculés, door de Grieken Héraclés genaamd, een zoon van Zeus (Jupiter) en Alcmene, is de vermaardste held der Grieksche fabelleer. Hij wordt daarin vermeld als het dichterlijk ideaal van een dappere, die een onvermoeiden strijd voert voor het heil der menschheid. Nooit was Here (Juno) jaloerscher op haren echtgenoot dan ditmaal, zoodat zij reeds vóór de geboorte van Hérculés de bitterste vijandin was van dezen. Zeus had gezworen, dat de op dien dag — den geraamden geboortedag van het kind — geborene over het geheele geslacht der Perseïden, waartoe Hérculés van de zijde van zijne moeder en van zijn stiefvader behoorde, heerschappij zou voeren,— en nu zorgde Here, dat de bevalling van Alcmene vertraagd, maar die der gemalin van Sthenelus bespoedigd werd. Zij zond voorts 2 slangen naar de wieg van Hérculés, welke echter door dit kind werden geworgd.
Zijn stiefvader Amphitryon zorgde, dat hij in alle schoone kunsten door de beste leermeesters onderwezen werd. Hérculés maakte dan ook ongemeene vorderingen, doch betoonde weinig aanleg voor de behandeling der lier. De straf, hem deswege door Linus, zijn muziek-onderwijzer toegediend, kostte dezen het leven. Amphitryon droeg hem derhalve de betrekking op van koeherder, en volgens het verhaal van Prodicus werd hij toen op den kruisweg aangezocht door de Wellust en de Deugd om ééne van beiden tot gezellin te kiezen, bij welke gelegenheid hij zijne keus bij laatstgenoemde bepaalde. De legende verdeelt de daden van Hérculés in 3 klassen, namelijk die zijner jeugd, — die welke hij in dienst van Eurystheus verrigtte, — en de bijkomende daden (parerga). In de eerste plaats doodde hij een leeuw, die bij den Cithaeron woedde en de kudden van koning Thespius (of Thestius) beroofde; bij die gelegenheid verwekte hij bij de 50 dochters van dien Vorst even zoo vele zonen.
Bij zijn terugkeer te Theben bevrijdde hij deze zijne geboorteplaats niet alleen van eene smadelijke schatting, welke zij aan de Orchomeniërs betaalde, maar dwong ook deze, een dergelijken cijns aan de Thebanen op te brengen. Creon, koning van Theben, gaf hem daarop zijne dochter Megara ten huwelijk, welke hem 3 zonen schonk. Hera echter maakte hem krankzinnig, zoodat hjj zijne kinderen met eigen hand doodde. Uit berouw en schaamte over dit gruwelstuk verbande hij zich zelven uit Theben en vermeed geruimen tijd allen omgang met menschen, totdat hij eindelijk, van de bloedschuld gereinigd, op last van het orakel te Delphi, zich naar Eurystheus begaf en in dienst van dezen de „Twaalf Werken” volbragt, welke deze hem opdroeg. Hij doodde namelijk den Neméschen leeuw, die in het boschrijke dal Neméa zijn verblijf hield, door dat ondier, welks huid voor wapens onkwetsbaar was, in zijne armen te verworgen; — hij doodde, geholpen door Jolaus, in de moerassen van Lerna eene vreeselijke waterslang, wier afgehouwen koppen gedurig in dubbelen getale aangroeiden; — hij ving eene hinde met gouden hoornen, aan Artémis (Diana) gewijd; — hij greep het zwijn, dat de omstreken van den berg Erymanthus in Arcadië teisterde, en bragt het op zijne schouders levend naar Eurystheus, die zóó bang werd, dat hij in een ledig vat wegkroop; — hij reinigde in één dag de stallen van Augias, koning van Elis, en ruimde de meststof op, er door 3000 runderen gedurende geruimen tijd opgestapeld, door de rivieren Alpheus en Peneus er doorheen te leiden; — hij doodde de Stymphaliden, ontzettend groote roofvogels met koperen vleugels, snavels en klaauwen; — hij ving te Creta een stier, dien Poseidon (Neptunus) weleer op de bede van Minos uit de golven had doen oprijzen, waarna het dier niet door Minos, zooals hij beloofd had, aan den zeegod geofferd, maar bij zijn vee gevoegd was; hierop had Neptunus den stier woedend gemaakt. Toen Hérculés dat dier op zijne schouders naar Eurysteus droeg, sidderde deze van angst en liet het beest los, hetwelk naar Marathon snelde; — hij bragt de menschenetende paarden van Diomédes, koning van Thracië, welke alle vreemdelingen verslonden, aan zijn lastgever; — hij haalde voor dezen, door eenige andere helden geholpen, den gordel van Hippolyte, koningin der Amazonen; — hij bragt hem de runderen van den uit 3 ligchamen bestaanden Geryon; — voorts de gouden appels uit den tuin der Hesperiden; — en haalde, met verlof van Pluto, den driehoofdigen helhond, Cerberus genaamd, uit de onderwereld en bragt hem derwaarts terug, nadat hij hem getoond had aan Eurystheus.
Terwijl Hérculés de landen doorkruiste om de hem opgelegde „werken” te volbrengen, verrigtte hij ook nog andere heldenfeiten, die gewoonlijk met den naam van bijkomende werken (parerga) bestempeld worden. Daartoe behoort zijn gevecht met de Centauren op den berg Pholoe in Arcadië, — zijne deelneming aan den strijd der Goden tegen de Reuzen, waarbij hij Alcyoneus doodde, en aan den togt der Argonauten, — de bevrijding van Hesione, die, om den toorn der goden te stillen, door haren vader aan een zeemonster was prijs gegeven, — de oprigting der Zuilen van Hérculés, — zijn terugkeer van Iberië (Spanje) naar Argos, —zijn strijd met Antaeus, Busiris en Cycnus, — de bevrijding van den aan den Caucasus vastgeklonken Prometheus, en van Theseus, die zich in de onderwereld bevond. Nadat hij al die daden volbragt had, keerde hij naar Theben terug, waar hjj Megara ten huwelijk gaf aan zijn getrouwen medgezel en dienaar Jolaus en naar Oichalia toog, waar koning Eurytus zijne dochter Jole had toegezegd aan dengenen, die zijne zonen in het schieten met den boog overtrof. Hoewel hij allen overwon, verwierf hjj Jole niet, omdat men vrees koesterde voor een nieuwen aanval van krankzinnigheid. Werkelijk werd hij hierdoor aangetast, nadat hij inmiddels Alcestis uit de onderwereld in de armen van haren gemaal Admetus teruggebragt had, en in eene woeste vlaag wierp hij lphitus den oudsten broeder van Jole en zijn trouwsten vriend, van de muren van Tirynthus. Hoewel gezuiverd van dezen doodslag, gevoelde hij zich daarover bezwaard, zoodat hij ziek werd en het orakel te Delphi raadpleegde. Daar de Pythia hem geen antwoord gaf, plunderde hij den tempel, roofde den drievoet weg en streed zelfs met Apollo. Eindelijk zeide het orakel, dat hij van zijne ziekte zou herstellen, indien hij zich voor den tijd van 3 jaar als slaaf verkocht en den koopprijs aan Eurytus schonk.
Dientengevolge verkocht Hermes hem aan Omphale, koningin van Lydië. Na het voleindigen van zijn diensttijd strafte hij een aantal ongeregtigheden van vroeger dagen. Hij toog met een leger naar Troje, om Laómedon, den vader van Hesione, te tuchtigen, ook wapende hij zich tegen Augias, omdat beiden hem het bedongen loon hadden onthouden. Te Calydon had hij inmiddels de gunst zoeken te verwerven van Deianira, eene dochter van Oeneus, en nadat hij met den riviergod Achelous om haar bezit gestreden had, was zij zijne vrouw geworden. Toen hij met haar naar Trachis reisde, ontmoette hij aan de rivier Evenus den centaur Nessus, die de reizigers voor geld naar de overzijde bragt. Toen deze bij het overdragen van Deianira zich onwelvoegelijk jegens haar gedroeg, doodde Hérculés hem met eene pijl, die in het vergif der slang van Lerna was gedoopt. Bij het sterven leerde nu Nessus aan Deianira de kunst om een minnedrank voor Hérculés te bereiden. Deze nu, te Trachis aangekomen, verzamelde een leger, om wraak te nemen op Oichalia.
Eurytus en zijne zonen sneuvelden, de stad werd veroverd en geplunderd, en Jole gevankelijk weggevoerd. Bij zijn terugkeer stichtte Hérculés op het voorgebergte van Euboea een altaar ter eere van Zeus en zond naar Trachis om een wit gewaad te bekomen, ten einde aldaar op waardige wijze offeranden te brengen. Deianira vernam van den bode, dat ook Jole aldaar aanwezig was, en daar zij vreesde, dat haar gemaal aan deze de voorkeur zou geven, bestreek zij het gewaad met den minnedrank, naar het voorschrift van Nessus bereid. Hérculés trok het aan, doch zoodra het warm werd, begon het vergif te werken, zoodat de held, door pijn gefolterd, tegelijk met het gewaad het vleesch van het iigchaam reet. In dien toestand bragt men hem in een schip naar Trachis, waar Deianira, van het voorgevallene onderrigt, zich door ophanging van het leven beroofde. Hérculés begaf zich toen naar den berg Oeta, stapelde er eene houtmijt op, zette zich daarop neder en gaf toen bevel, die in brand te steken. Zijn medgezel Philoctétes bewees hem deze laatste liefdedienst. Toen de vlam der houtmijt zich verhief, daalde eene wolk naar beneden, die onder het gerommel van den donder hem wegvoerde naar den hemel, waar Athene (Minerva), die hem gedurende zijn leven steeds beschermd had, hem binnenleidde in den kring der goden, — waar hij zich voorts met Here verzoende en met Hebe, de godin der eeuwige jeugd, in het huwelijk trad.
Over de beteekenis dezer sage is door oudheidkundigen en godgeleerden veel gedacht en geschreven. Zij schijnt geen geschiedkundigen grondslag te hebben, maar enkel op verschijnselen der natuur te doelen. Vermoedelijk is Hérculés het zinnebeeld der zon, die in gestadigen strijd met wolken, nevelen en dampen door de 12 teekenen van den dierenriem haren voor de menschheid zoo weldadigen loopkring voleindigt. De dichtkunst echter heeft zich van dien vertegenwoordiger der zon meester gemaakt, om hem tot een ideaal van kracht en heldenmoed te verheffen. Daarenboven hebben de Attische dichters hem tot een held gekozen van het kluchtspel, en hierin tot een toonbeeld van ruwe, lompe kracht, onmatig in het gebruik van spijs en drank. De kunst stelt hem in standbeelden voor als een voorbeeld van ontzettende, door oefening gestaalde spierkracht. Dat blijkt uit den Torso van Belvedère, een gewrocht van den Athener Apollanius, en uit den Farnésischen Hérculés te Napels, door den Athener Glycon naar het origineel van Lysippus vervaardigd. Van zijne avonturen en werken vindt men vele reliéfvoorstellingen op oude Grieksche vazen.
Hérculés is ook de naam van een groot sterrebeeld ten noorden van den Equator. Het heeft een zeer onregelmatigen vorm, maar men kent het aan 4 sterren van de 3de grootte, in een onregelmatig vierkant geplaatst tusschen Wega en Arcturus. Dat vierkant bevindt zich in de verlengde lijn, die van de Poolster loopt naar de naastbijstaande ster in den staart van den Kleinen Beer; het staat omtrent dubbel zoo ver van de Poolster als deze verwijderd is van het groote vierkant in den Grooten Beer. Het sterrebeeld Hérculés ontwaart men in den aanvang van Junij omstreeks te middernacht in het zuiden; het bevat merkwaardige nevelvlekken en dubbelsterren, en volgens velen ligt in de westelijke knie van Hérculés het punt, werwaarts onze zon met hare planeten en kometen zich beweegt. Tot Hérculés behoren ongeveer 100 sterren, die met het bloote oog of met zwakke kijkers zigtbaar zijn; de prachtigste echter zijn slechts van de derde grootte.
De Zuilen van Hérculés noemde men in de dagen der Oudheid de beide voorgebergten aan de Straat van Gibraltar, Calpeen Abila, thans Gibraltar en Ceuta. Men beschouwde ze als de grenzen der wereld, en meende dat ze door Hérculés aldaar waren geplaatst.