Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Nahl

betekenis & definitie

Nahl is de geslachtsnaam van onderscheidene vermaarde beeldhouwers en schilders. Wij vermelden:

Johann Samuël Nahl, geboren te Ansbach in 1664. Hij werd Hofbeeldhouwer en eerelid van de Académie van Schoone Kunsten te Berlijn en vervaardigde onderscheidene beelden van gips, waaraan hij eene ongemeene hardheid wist te bezorgen. Van zijne hand is voorts het voetstuk van het ruiterstandbeeld van den Grooten Keurvorst op de Lange Brug te Berlijn. Hij verliet deze stad, waar hij rector der Académie was, in 1718 en overleed te Jena in 1727.

Johann August Nahl, een zoon van den voorgaande en geboren te Berlijn in 1710. Nadat hij Italië bezocht had, werd hij in 1741 naar Berlijn geroepen, waar hij voor de verschillende Koninklijke paleizen standbeelden, groepen, vazen en versierselen vervaardigde. Ook hij werd directeur der Académie, maar vestigde zich in 1746 op het buitenverblijf Clanne bij Bern, waar hij de vermaarde monumenten schiep voor de kerk te Hindelbark. In 1755 werd hij hoogleeraar aan het Collegium Carolinum te Cassel en overleed aldaar in 1781. Zijn voornaamste kunstgewrocht te Cassel is het modél voor een standbeeld van landgraaf Frederik II.

Samuël Nahl, een zoon van den voorgaande en geboren te Bern in 1748. Hij bezocht de académie te Weenen, voorts Frankrijk en Italië en werd daarna te Cassel beroepen, waar hij het standbeeld van landgraaf Frederik II naar het modél zijns vaders uitvoerde. Hij werd hoogleeraar en in 1808 directeur der Westfaalsche Académie te Cassel en overleed in 1813.

Johann August Nahl, een broeder van den voorgaande en geboren den 2den Januarij 1752 op het landgoed Clanne bij Bern. Deze bepaalde zich bij de schilderkunst, oefende zich te Straatsburg, te Parijs en te Rome en verwierf reeds vroeg een goeden naam door zijne „Offerande aan Venus”. Nadat hij 15 maanden in Engeland vertoefd had, keerde hij in 1782 naar zijn vaderland terug. In 1786 en 1787 echter reisde hij weder naar Rome, Napels en Londen, en eenige jaren daarna begaf hij zich voor de derde maal naar Rome, waar hij 10 jaar bleef.

Hij vervaardigde er onderscheidene historische teekeningen, die grooten bijval vonden. Tot zijne beste schilderijen behooren: „Amor, Venus een doorn uit den voet halende”, — „Ariadne op Naxos”, — en „Narcissus”. In 1792 werd hij hoogleeraar aan de Académie van Schoone Kunsten te Cassel, en in 1815 directeur van de afdeeling schilderkunst. Hij verwierf tot tweemaal toe den door Göthe ' in de „Propyläen” uitgeloofden prjjs, en wel met „Hector’s afscheid van Andrömaché” en met „Achilles aan het Hof van Lycomedes”.

Voor het Hof te Weimar leverde hij onderscheidene historisch-mythologische stukken, en overleed te Cassel den 31sten Januarij 1825. Men roemt in zijne doeken zoowel de geestige compositie en het betooverend coloriet, als de keurige uitvoering.

< >