Musaceën is de naam van een éénzaadlobbig plantengeslacht uit de familie der Scitamineën. Het omvat overblijvende kruiden, veelal van aanmerkelijke grootte, zoodat zij op boomen gelijken.
De stengel is verschillend van lengte en met de scheeden der afgevallen bladeren bedekt. Deze laatste zijn afwisselend geplaatst, gesteeld, aan de basis scheedevormend, met eene groote, enkelvoudige, platte middennerf, van welke evenwijdig gebogene zijnerven uitgaan. De onregelmatige bloemen bevinden zich in de oksels van groote bloemscheeden. Het bloemdek bestaat uit 6 gekleurde, ongelijke blaadjes; het voorste van den buitensten kring is doorgaans het grootst en kielvormig, de beide zijdelingschen van den binnensten kring zijn kleiner en het achterste is het kleinst en lipvormig. Somtijds zijn de bloemdekbladeren vrij en somtijds tot een van achteren gespletene buis zamengegroeid. Van de 6 aan den voet der bloemdekbladeren bevestigde meeldraden mislukt gewoonlijk de achterste, en dikwijls zijn sommige van helmknopjes verstoken.
De platte helmdraden zijn gekroond door lange, 2-hokkige, naar binnen overlangs openspringende helmknoppen, van helmbindsel voorzien. Het onderstandig, 3-bladig vruchtbeginsel vormt 2 hokken met zaadknoppen. De enkelvoudige, ronde stijl eindigt in een 3-deeligen stempel met lijnvormige toppen. De vrucht kan eene bes zijn met talrijke, in eene brij gelegene zaden, en ook eene steenvrucht met een beenbard endocarpium en een lederachtig epicarpium. De zaden hebben eene lederachtige schaal, somtijds een zaadmantel (arillus) en bevatten eene regte kiem.
Deze familie bevat 4 geslachten met omstreeks 40 soorten, die in de keerkringslanden groeijen en zich zoowel door een fraaijen bouw als door smakelijke vruchten onderscheiden.