Muir (John), een verdienstelijk beoefenaar van het Sanskriet, geboren te Glasgow in 1810, ontving zijne vorming aan de Universiteit aldaar, alsmede aan het East India-collège te Haileybury, trad in dienst der Oost-Indische Compagnie, zag zich geplaatst als klerk in Bengalen, bekleedde er voorts verschillende andere betrekkingen en bleef aldaar tot in 1853. Gedurende zijn verblijf in Indië schreef hij eene reeks van kleine verhandelingen over de gewigtigste leerstellingen van het Christendom en over de godsdienst in het algemeen, gedeeltelijk in het Engelsch, gedeeltelijk in het Sanskriet en in andere Indische talen ten gebruike der inboorlingen. Van zijne geschriften vermelden wij: „Mataparîksha, or examination of religions (1852, 2 dln)”, en verzen in ’t Sanskriet met eene Engelsche vertaling — en „Original Sanscrit texts on the origin and history of the people of India, their religion and institutions (1858—3870, 5 dln)”, waarin een schat van Indische theologie is bijeenverzameld.
Voorts maakte hij zich zeer verdienstelijk door in 1862 te Edinburgh een leerstoel te stichten voor Sanskriet en vergelijkende taalkunde, waartoe hij 5000 pond sterling aan de universiteit ten geschenke gaf. Hij is correspondérend lid van de Académie te Berlijn en van vele andere geleerde genootschappen.