Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Muis

betekenis & definitie

Muis (Mus L.) is de naam van een dierengeslacht, hetwelk tot de orde der knagende zoogdieren (Rodentia) behoort. Het onderscheidt zich door zeer scherpe, zamengedrukte onderste snijtanden, door 3 boven- en onderkiezen aan beide zijden (zie in bijgaande figuur den schedel van eene bosch- of veldmuis), door 4 teenen en een nageldragend wratje aan de voor- en 5 teenen aan de achterpooten. Tot het geslacht Muis behooren, behalve de ratten (zie onder Rat), onderscheidene soorten. De merkwaardigste zijn: De huismuis (M. musculus L.) met een staart, die evenlang is als het geheele ligchaam, met een op den rug donker grijzen, aan den buik witachtigen pels en groote ooren.

Dit diertje, dat zich vooral daar, waar het geene vrees behoeft te koesteren voor zijne ergste vijand in, de kat, als huisgenoot aan de menschen opdringt en ver van welkom is, omdat het door zijn rusteloos knagen dikwijls groote verwoestingen aanrigt, is sierlijk, vlug en voorzigtig in zijne bewegingen, heeft een scherp gehoor, een fijnen smaak en een uitmuntenden reuk en is zeer zindelijk op zijn ligchaam. Doorgaans verschuilt het zich bij dag, om des nachts in veiligheid uit te gaan tot het zoeken van voedsel. Het is wel is waar uiterst schuw, maar kan zich ook aan het bijzijn van menschen gewennen. Van Februarij tot November brengen de wijfjes jongen ter wereld, veelal van 5 tot 9, en deze worden opgevoed in nesten, van hooi, stroo, wol enz. vervaardigd. Na verloop van 2 of 3 maanden zijn zij volwassen. Men heeft ook witte muizen met roode oogen; — voorts de bosch- of veldmuis (M. sylvaticus L.), die wat grooter is dan de voorgaande soort; zij is des zomers rosachtig bruin, en geel op borst en buik, en haar staart is zoo lang als het lichaam. Zij wordt ook in ons land weleens in zoo grooten getale gevonden, dat zij de weilanden verwoest.

Zij woont in holen onder den grond, en het wijfje werpt 3tot 4-maal ’s jaars 6—12 jongen. Men heeft berekend, dat 50 paar veldmuizen, die een winter op het veld doorbrengen, in den volgenden zomer vermenigvuldigd kunnen wezen tot 24000. Zij ontleent haar voedsel vooral aan het plantenrijk, doch gebruikt ook wel vleesch en vogeleijeren. Deze muizen hebben echter in marders, bunsings, wezels, honden, vossen, katten, egels, varkens, valken, uilen, kraaijen, raven, eksters enz. gevaarlijke vijanden. Aan de Wolga-oevers vindt men ook de witte veldmuis; — en eindelijk de dwergmuis (M. minutus L.), een aardig, zeer klein diertje, roestkleurig op den rug, wit op het lijf en met een staart, die korter is dan het ligchaam. Men vindt het in menigte in Rusland, maar ook in ons Vaderland in de duinen, waar het een nestje bouwt in den duindoorn.

< >