Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Muggen

betekenis & definitie

Muggen (Tipulariae Latr.) zijn tweevleugelige, fijn gebouwde insecten, meerendeels zeer kleine dieren met snoer- of borstelvormige sprieten, voorwaarts gestrekte of hangende 4- of 5-ledige voelers, meestal een korten, dikken, vleezigen snuit, lange, draadvormige beenen en lange, smalle vleugels. Van de talrijke soorten (in Europa ongeveer 1000) vertoonen zich sommige in ontzettende menigte, zoodat de muggenzwermen op rookkolommen gelijken. Van onderscheidene soorten zijn de wijfjes zeer belust op bloed en worden daardoor geweldig lastig. De larven leven meestal in verrottende planten of in het water, en in dit laatste geval kunnen de poppen, van nek- of staartkieuwen voorzien, zeer goed zwemmen.

De larven van de gewone of zingende mug (Culex pipiens L.) en van de herfstmug (C. annulatus Fab.) met een witgeringd achterlijf en dergelijke beenen leven in het water en houden hare ademhalingwerktuigen nabij de oppervlakte. Zij vervellen 3-maal en verpoppen zich, en na 8 dagen treedt het volkomen insect met een draadvormigen, hoornigen zuiger te voorschijn. Het wijfje legt ongeveer 300 aaneenklevende eijeren in het water, en hieruit ontstaan na verloop van 4 of 5 weken weder muggen. De bevruchte wijfjes van de laatste herfstgeneratie brengen den winter door in kelders enz. Alle overige muggen bezitten een korten, dikken, vleezigen snuit, waarmede zij niet kunnen steken. De grootste muggen zijn de langbeenige (Tipula), die in weiden en bosschen of op boomstammen leven en de eijeren in het losse zand leggen. De larven voeden zich met afval van plantaardige stoffen, hoewel sommige ook wel aan jonge wortels knagen. Zij verduren den winter en verpoppen zich in het volgend voorjaar.

De Thomas-mug (Sciara Thomae L.) is 6 tot 9 Ned. duim lang en heeft een zwart lijf en zwarte vleugels, terwijl de pooten bruin zijn en de onderzijde van het achterlijf eene gele kleur heeft. Hare larven ondernemen wel eens vóór de verpopping groote togten, waarbij zij, digt bijeengedrongen, het voorkomen hebben van een band ter lengte van 3 tot 4 Ned. el. Dat verschijnsel wekte in de 17de eeuw de aandacht en men gaf daaraan den naam van heirworm, waarin het bijgeloof eene voorspelling zag van den oorlog. Na dien tijd kruipen de larven in teelaarde en verpoppen zich aldaar in een gemeenschappelijk omhulsel. Na verloop van 10 of 12 dagen komen de muggen voor den dag en deze leggen hunne eijeren in menigte in den grond. — De kriebelmuggetjes (Simulia Meig.) zijn zeer klein, hebben korte, gedrongene sprieten en breede, melkachtig gekleurde vleugels; zij komen bij groote zwermen te voorschijn, en de wijfjes voeden zich met bloed. Hiertoe behooren de moskieten, alsmede de Columbatser mug (S. columbaschensis Fab.), die in Hongarije weleens op het vee nederstrijkt en vele runderen doet sneven.

< >