Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mosen

betekenis & definitie

Mosen (Julius), een verdienstelijk Duitsch dichter, geboren den 8sten Julij 1803 te Marieney in Saksen, studeerde te Jena in de regten, volbragt inmiddels eene reis naar Italië en was vervolgens geruimen tijd bij een pleitbezorger werkzaam. In 1831 ontving hij eene regterlijke betrekking te Kohren en in 1834 vestigde hij zich als advocaat te Dresden, waar hij weldra als letterkundige een goeden naam verwierf. In 1844 ging hij als dramaturg naar den hofschouwburg te Oldenburg. Hier echter werd hij in 1848 aangetast door eene ongeneeslijke ziekte, welke eerlang eene volkomene verlamming veroorzaakte.

Hij ontving in 1850 pensioen, bleef in weerwil van zijne ongesteldheid opgeruimd van geest en overleed, nadat hij de uitgave zijner „Sämmtliche Werke (1863, 8 dln)” beleefd had, te Oldenburg op den 10den October 1867. Als dichter trad hij het eerst op met het episch gedicht: „Das lied vom Ritter Wahn (1831)”, hetgeen van uitstekende gaven getuigde en gevolgd werd door „Ahasver (1838)”, zich onderscheidend door grootsche opvatting, verhevene vlugt en welluidende taal. Voorts gaf hij: „Gedichten (1836; 2de druk 1843)” in het licht, en vele van die gedichten, zooals: „Die letzten Zehn vom vierten Regiment”, — „Andreas Hofer, — en „Der Trompeter an der Katzbach”, zijn algemeen bekend geworden. Ook schreef hij de novelle: „Georg Venlot (1831)”, — den geschied- en staatkundigen roman: „Der Congresz von Verona (1842, 2 dln)”, — en „Bilder im Moose (1846, 2 dln). Vooral echter schittert zijn talent in zijne dramatische stukken, zooals: „Heinrich der Finkler”, — „Cola Rienzi”, — „Die Bräute von Florenz”, — „Kaiser Otto III”, verzameld in zijn „Theater (1842)”, terwijl hij later schreef: „Don Johann von Oesterreich”, — Herzog Bernhard von Weimar (1855)”, — „Der Sohn des Fürsten”, enz. Eindelijk vermelden wij nog zijn geestig geschrift: „Die Dresdener Gemäldegalerie (1844)”.

< >