Wat is de betekenis van Mosen?

2024-04-23
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

mosen

(mooste, gemoost) morsen, knoeien. Aan het recept van de oliebol heb ik in het begin nog wat zitten mosen. Ik heb het [recept] alleen aan mijn neef doorgegeven die het kraam veertien jaar geleden kocht. Ook hij heeft er een beetje mee gemoost maarniet met succes, vond ik. - DM, 16-03-2002. zieverkwisten.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mosen

mooste, heeft gemoost; Z.-N. knoeien; Z.-N. peuteren: met zijn geld mosen; verkwisten; aan iets zitten mosen.

2024-04-23
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Mosen

Mosen - (Julius), Duitsch dichter, 1803—67, van wiens Gedichte (1836) o. a. Andreas Hofer, Die letzten Zehn vom 4. Regiment en Der Trompeter an der Katzhach bijna als volksliederen voortleven, terwijl zijn toch niet onverdienstelijke drama’s als Cola Rienzi (1842), zijn philosoph. epen als Das Lied vom Ritter Wahn (1831), zijn romans, novellen en s...

2024-04-23
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Mosen

Mosen (Julius), een verdienstelijk Duitsch dichter, geboren den 8sten Julij 1803 te Marieney in Saksen, studeerde te Jena in de regten, volbragt inmiddels eene reis naar Italië en was vervolgens geruimen tijd bij een pleitbezorger werkzaam. In 1831 ontving hij eene regterlijke betrekking te Kohren en in 1834 vestigde hij zich als advocaat te Dresde...