Minutoli is de naam van een adellijk Italiaansch geslacht, hetwelk zich in Pruissen gevestigd heeft. Van de leden noemen wij:
Heinrich, vrijheer Menu von Minutoli, geboren den 12den Mei 1772 te Genève. Hij trad in Pruissische dienst, nam deel aan den veldtogt aan de Rijn en werd bij Bitsch zwaar gewond. Na zijne genezing zag hij zich geplaatst aan de kadettenschool te Berlijn en vervolgens door koning Friedrich Wilhelm III benoemd tot gouverneur van prins Karl en tot generaal-majoor. In 1820 werd hij chef van eene rijks-expeditie naar Egypte, en zijne verzameling, voor 22000 thalers aangekocht, vond eene plaats in het Egyptisch muséum te Berlijn. Hij ontving den rang van luitenantgeneraal en betrok voorts een buitenverblijf bfl Lausanne, waar hij den 16den September 1846 overleed. Zijn hoofdwerk is: „Reise zum Tempel des Jupiter Ammon und nach Oberägypten (1824, met atlas)”. Voorts schreef hij: „Ueber antike glasmosaik (1814)”, — „Friedrich und Napoleon, eine Parallele (1840)”, — „Militärische Erinnerungen (1845)”, enz.
Julius, vrijheer von Minutoli, een Pruissisch staatsman en zoon van den voorgaande, geboren te Berlijn den 30sten Augustus 1804. Hij studeerde te Berlijn en te Heidelberg in de regten, bekleedde verschillende staatsambten, werd directeur van policie te Berlijn, doch legde die betrekking in 1848 neder en zag zich in 1851 benoemd tot consul-generaal voor Spanje en Portugal, volbragt merkwaardige reizen en ging in 1806 als Pruissisch gezant naar Perzië, alwaar hij den 5den November van dat jaar te Shiras overleed. Hij schreef: „Ueber das römische Recht auf den linken Rheinufer (1831)”, — „Die Mark Brandenburg, Berlin und Köln im Jahre 1451 (1850; 3de druk, 1853)”, — „Die Kanarischen Inseln (1851)”, — en „Portugal und seine Kolonien (1855)”, enz.
Alexander, vrijheer von Minutoli, een broeder van den voorgaande, geboren te Berlijn den 26sten December 1806. Hij studeerde in de regten, legde zich daarenboven toe op de kunstgeschiedenis, was in 1845 commissaris des Konings in Silézië en later raadsheer te Liegnitz. Hij gaf onder anderen het prachtwerk in het licht: Denkmäler mittelalterlicher Baukunst in den brandenburgischen Marken (1836)”, en bragt eene kostbare verzameling van kunstgewrochten bijeen, die gedeeltelijk voor het Pruissisch muséum voor nijverheid zijn aangekocht.