Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mill

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

James Mill, een Engelsch geschiedschrijver en staathuishoudkundige. Hij werd geboren den 6den April 1755 in het dorp Northwaterbridge in Schotland, studeerde te Edinburgh in de godgeleerdheid en was weldra te Londen medewerker aan verschillende dagbladen. Tevens zorgde hij voor de stichting van Lancasterscholen en was later een van de grondleggers der universiteit te Londen. Zijne „History of British India (1818—1819, 6 dln; 2de druk, 1872, 10 dln)” werd met grooten bijval begroet, en hoewel de schrijver de misbruiken van het Indisch bestuur zonder verschooning aan de kaak stelde, zag hij zich door de Oost-Indische Compagnie benoemd tot eene belangrijke betrekking in het India-House en vervolgens tot chef van de Indische correspondentie. Hij schreef voorts: „Elements of political economy (1821, 2de druk, 1846)” en overleed den 23sten Junij 1836.

John Stuart Mill, een uitstekend Engelsch staathuishoudkundige en wijsgeer. Hij was een zoon van den voorgaande en werd geboren te Londen den 20sten Mei 1806. Hij ontving onderwijs van zijn vader, die hem echter buiten elke godsdienstleer hield, en had op 14-jarigen leeftijd reeds zoodanigen trap van ontwikkeling bereikt, dat een man als Jeremias Bentham gaarne met hem omging. Na 1820 vertoefde hij tot zijne verdere vorming in Frankrijk. Weldra leverde hij opstellen in den: „Westminster Review”, was van 1853— 1858 ambtenaar der Oost-Indische Compagnie, van 1865—1868 lid van het Lagerhuis, en overleed gedurende eene reis in Frankrijk te Avignon op den 8sten Mei 1873. Hij is zijn roem als wijsgeer hoofdzakelijk verschuldigd aan zijn: „System of logic, ratiocinative and inductive (9de druk, 1875, 2 dln)”, hetwelk in 1843 in het licht verscheen.

Daarin legde hij de ervaringsleer van Bacon tot grondslag. Reeds had hij stelsel gevormd toen hij den „Cours de philosophie positive” van Comte leerde kennen. Weldra was hij een ijverig voorstander van de positieve wijsbegeerte van dien schranderen onderzoeker, maar ook een tegenstander van diens positieve politiek, welke hij in zijn werk: „Auguste Comte and the positivism (1865)” onderwierp aan eene vernietigende critiek. Op het gebied der staathuishoudkunde schreef hij: „Essays on some unsettled questions of political economy (2de druk, 1874)”, —en „Principles of political economy (7de druk, 1871)”, in het Nederlandsch vertaald door mr. Jacques Oppenheim (1873). Van zijne staatkundige geschriften vermelden wij : „Considerations on representative government (3de druk, 1865)” — „Essay on liberty (1852 en later)”, — en „Subjection of women (1869).” Eindelijk verschenen nog zijne „Dissertations and discussions (2de druk, 1875, 4 dln)”, — zijne „Autobiography (1873)”, — en „Nature; the utility of religion; and theism (1874)”, uit zijne nagelaten papieren verzameld.