Mergel, in het Fransch marne en in het Engelsch marl, is een mechanisch mengsel van koolzuur calcium of magnesium (dolomitische mergel) met leem, hetwelk bij eene behandeling met zoutzuur als leemslib onopgelost achterblijft. Het bruist sterk op, wanneer het kalk, en zwak wanneer het magnesia bevat. Het leemgehalte klimt van 10 tot 50% en geeft aan het gesteente, wanneer men daarover den adem laat gaan, een leemachtigen reuk. Men heeft naar gelang van het bedrag der bestanddeelen kalkmergel en teemmergel, terwijl door bijvoeging van kwartskorreis zandmergel ontstaat.
Dikwijls is ook de mergel donker en bitumineus door de aanwezigheid van kool, koolwaterstof en andere stoffen, die door ontbinding van bewerktuigde zelfstandigheden zijn ontstaan. Zeer verschillend is voorts bij mergel de vastheid, het aanvoelen en de kleur. Men heeft wijders losse mergelaarde, gewonen mergel en steenmergel, welke laatste de hardheid heeft van kalk. Vele mergelsoorten zijn schilferig en komen voor als schilfermergel, met glimmerblaadjes vermengd, en als mergellei. De bitumineuse mergels zijn vaak vermengd met zwavelkies en ook wel eens met andere zwavelmetalen. Men vindt den mergel in de meest verschillende vormingen, en in het jongste tijdperk komt hij voor in geheele lagen. Harde mergel en steenmergel vormen voorts in verschillende leemachtige gesteenten zonderlinge massa’s (mergelnieren), waarin zich kalkspaat of ook wel zwavelmetalen bevinden. Bij verwering schilfert of bladert de mergel of verdeelt zich in kleine, hoekige stukjes.
Deze leveren eindelijk een vruchtbaren, kalk- of leembevattende mergelgrond, die, hoe verschillend ook zamengesteld, door zijne fijne alkaliën, door zijn rijkdom aan alkalische aarden en aan oplosbare kiezelaarde, vaak ook door zijne phosphorzure en chloorverbindingen de moeite van den landman overvloedig beloont. De mergelgrond verbindt het waterhoudend vermogen van leem met de snelle verwarming en losbreking van kalkgrond. Zandige mergel is het ideaal van bouwgrond. Men vindt vooral veel mergel in het keuper (namelijk bonten mergel, marne irisée) en in het krijt (Plänermergel), — voorts in de tertiaire lagen als groenzandmergel. Ook in de jongste zee- en zoetwatervormingen vindt men mergel als schelpenmergel. Men gebruikt mergel tot bemesting en steenmergel tot cementbereiding.