Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Meiszner

betekenis & definitie

Meiszner. Onder dezen naam vermelden wij:

August Gottlieb Meiszner, een verdienstelijk Duitsch schrijver. Hij werd geboren te Bautzen den 3den November 1753, studeerde van 1773 tot 1776 te Leipzig en Wittenberg in de regten en fraaije letteren, trad vervolgens te Dresden in staatsdienst en genoot de gunst van den minister von Wurmb. In 1785 werd hij hoogleeraar in de aesthetiek en Oude letteren te Praag, en in 1805 directeur der inrigtingen van onderwijs te Fulda, alwaar hij den l8den Februarij 1807 overleed. Hij leverde voor het tooneel: „Johann von Schwaben (1780)”, en gaf tijdschriften uit. Bekend zijn vooral zijne: „Skizzen (14 verzamelingen, 1778—1796)”, — en van zijne geschiedkundige romans vermelden wij: „Alcibiades (1781— 1788)”, — „Bianca Capello (1785, 2 dln)”,— en „Epaminondas (1798—1801, 2 dln)”. Ook schreef hij een gedeelte van het werk: „Leben des Julius Caesar (1799—1812)”. Eene uitgave zijner gezamenlijke werken verscheen in 1811—1812 in 36 deelen.

Alfred Meiszner, een verdienstelijk Duitsch dichter en een kleinzoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Teplitz den 15den October 1822, studeerde en promoveerde te Praag in de geneeskunde en gaf in 1846 te Dresden zijn gedicht: „Ziska” in het licht. Daar hij deswege aan de Oostenrijksche policie zou uitgeleverd worden, ging hij naar Parijs, waar hij gedurende het jaar 1847 vertoefde. In 1848 vertrok hij naar Bohemen, maar bevond zich in den winter van 1849 reeds weder te Parijs, waar hij zijne: „Revolutionäre Studien aus Paris (1849, 2 dln)” te boek stelde. In 1850 vestigde hij zich te Praag en was in die dagen met Moritz Hartmann de voornaamste vertegenwoordiger der Boheemsche vrijheidspoëzij.

Grooten roem had hij reeds verworven door het epos: „Ziska (1846; 8de druk, 1863)”, hetwelk een aantal levendige en hartstogtelijke tafereelen bevat. Zijne verzen onderscheiden zich door eene ongemeene welluidendheid, en ook in zijne: „Gedichten (1845; 4de druk, 1851)” ontwaart men zijn meesterschap over den vorm. Voorts heeft men van hem: „Der Sohn des Atta Troll (1850)", — de treurspelen: „Das Weib des Urias (1851)”, — „Reginald Armstrong oder die Welt des Geldes (1853)”, — en „Der Prätendent von York (1854)”, —alsmede de romans: „Zwischen Fürst und Volk (3 dln, 2de druk, 1861)", — „Die Sansara (4 dln, 3de druk, 1860)”, — „Neuer Adel (1861, 3 dln)”, — „Zur Ehre Gottes (1861, 2 dln)”, — „Schwarzgelb (1864, 8 dln; 2de druk, 1866)”. Eindelijk vermelden wij van hem: „Novellen (3 dln)” en „Rokokobilder”, die beide in 1876 eene tweede uitgave beleefden — alsmede: „Werinherus (1872)”, een gedicht, — „Der Bildhauer von Worms (1874)”, — „Oriola (1874)", — en „Historien (1875)”. Zijne „Gesammelten Schriften” zijn in 1871— 1873 in 18 deelen in het licht verschenen.

< >