Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Medina

betekenis & definitie

Medina (Medinet en Nebi of Stad des Profeets) is eene stad in het Arabische landschap Hedsjas. Zij is de zetel van een pasja, ligt aan de grens van het rijk der Wahâbieten op de uitgestrekte hoogvlakte van Midden-Arabië en is voor de belijders van den Islam als bedevaartsplaats, daar zij het graf van Mohammed omsluit, van groot gewigt.

Zij bestaat uit 3 afdeelingen, namelijk het fort, de eigenlijke stad en de veel grootere voorstad. De eigenlijke stad is omringd door een muur met 30 torens en 4 poorten. De straten zijn naauw en donker en slechts op sommige plaatsen geplaveid, maar de huizen goed gebouwd en meestal van eene verdieping voorzien.

De roem van Medina is de moskee met het graf van den Profeet (Mesdsjid en Nebi of El Haram, „de Onschendbare”). De bedevaartgangers naar Mekka houden het bezoek van dat heiligdom niet slechts voor een godsdienstpligt, maar ook voor iets belangrijks. Ieder pelgrim moet, zoolang hij te Medina vertoeft, in de moskee van den Profeet dagelijks vijfmaal zich wijden aan het gebed en aan godsdienstige bespiegelingen.

De moskee is omstreeks 136 Ned. el lang en 110 breed, heeft een groot, door gaanderijen omgeven plein, vele zuilengangen en 5 minarets. Nabij den zuidoostelijken hoek der moskee bevindt zich het graf van Mohammed achter een ijzeren traliewerk, doorstrengeld van opschriften in geel brons. Rondom het eigenlijke praalgraf hangt een zwaar zijden gordijn, zoodat tus-schen dit laatste en het traliewerk eene smalle ruimte overblijft. Men zegt, dat zich achter het gordijn een vierkant metselwerk van zwarte steenen verheft, hetwelk door twee zuilen gedragen wordt en de wit marmeren doodkist met het lijk van den Profeet omsluit. De aanzienlijke geschenken van rijke pelgrims werden voor en na door de tempeldienaars en ulema’s en ten laatste door de Wahabieten geroofd. Het geheel is met een fraaijen, hoogen koepel gedekt, die zich ver boven de overige koepels der moskee verheft.

Nabij het gordijn, maar binnen het traliehek bevindt zich het graf van Fatime, de dochter van Mohammed en de echtgenoote van Ali, — voorts de graven van Aboe Bekr en Omar, de eerste opvolgers van Mohammed, en een ledig graf voor Isa ebn Mirjam (Jezus, de zoon van Maria). Een houten beschot, ter hoogte van 2'/2 Ned. el en met arabesken beschilderd, loopt van de westzijde van het traliewerk dwars door de moskee tot aan haren ingang (Bab el Salam), zoodat tusschen dat beschot en den zuidelijken muur eene ruimte overblijft ter breedte van ongeveer 8 Ned. el. Het dient, om de heiligste plek der moskee, El Rodha (de tuin), voor de pelgrims af te sluiten. Die plek ligt onder de zuidelijke kolonnade ten noorden van het beschot, en haar naam is ontleend aan de uitspraak van Mohammed: „Tusschen mijn graf en mijn kansel ligt een der tuinen van het Paradijs”. De predikstoel namelijk bevindt zich digt bij het vermelde beschot.

Men zegt, dat de Profeet zelf heeft medegewerkt bij het bouwen dezer moskee, doch zij is na dien tijd reeds 5-maal vernieuwd. Het thans bestaande gebouw is in 1483 na Chr. verrezen.

Behalve deze bezit Medina nog 14 andere moskeeën. Niet ver van de stad verheft zich die van Koebo, het heiligdom der Mohammedanen, door Mohammed zelven gesticht. Van het kerkhof EI Bakia strekt zuidwaarts eene lange laan van palmboomen zich uit, vermaard onder den naam van „boomen van Mohammed”.

De inwoners van Medina, ten getale van 16000, wijden zich aan landbouw en handel, doch vinden vooral hun bestaan in het bezoek der bedevaartgangers. De stad is geplaatst onder het beheer van den Sjerif van Mekka. Een Christen of Israëliet, die het waagt er binnen te treden, is des doods schuldig. Niettemin hebben stoutmoedige Europésche reizigers, zooals de Zwitser Burckhardt en de Engelschman Burton, verkleed als Mohammedaansche pelgrims, haar bezocht.

Mohammed moest in 622 voor zijne vijanden van Mekka naar Medina vlugten, en het tijdstip van deze vlugt (Hedsjra) is het aanvangspunt van de tijdrekening der Mohammedanen. De geschiedenis der stad is één met die der gewijde moskee. Meermalen wisselde zij van gebieders. Zij kwam in de magt der Khalifen, daarna in het bezit der Sjerifs van Mekka, der Sultans van Constantinopel, der Wahâbieten en der Egyptenaren. In onzen tijd is zij onderworpen aan de souvereiniteit van den Sultan van Turkije.

< >