Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Medici

betekenis & definitie

Medici is de naam van het voornaamste geslacht van Florence. Het is afkomstig uit Mugello, ten noorden van die stad gelegen.

Reeds in de 13de eeuw was het door overmoedige handelsondernemingen tot een hoogen trap van rijkdom en aanzien geklommen. Men vermeldt in 1291 Ardingo dei Medici onder de hooge geestelijken van Florence, en in 1314 was Avirardo dei Medici er gonfalonière (banierdrager). De Medici behoorden intusschen tot het volk en bestreden de heerschappij van den adel. Naar de roode ballen (palle) in hun wapen werden hunne aanhangers Palleschi genaamd.

— Salvestro dei Medici was in 1378 gonfalonière en bragt verandering in de aristocratische grondwet. Hij werd verbannen, doch zijne bloedverwanten namen toe in rijkdom en stonden bij zijne terugroeping aan het hoofd der volkspartij.

— Veri dei Medici, een zoon van Salvestro, werd met zijn geheele geslacht uit Florence gebannen, en eene poging, om in 1400 met geweld van wapenen terug te keeren, leed schipbreuk, waarna eene zamenzwering, aan wier hoofd de Hertog van Milaan zich bevond, ontdekt werd en vele leden van het Huis der Medici ten verderve voerde. De overigen vermeerderden echter hunne schatten, en Giovanni di Bicci, een zoon van Avirardo, werd in 1421 weder gonfalonière. Aan hem is Florence eene belasting op het vermogen verschuldigd.

— Na zijn dood (1428) plaatste zich zijn zoon Cósimo dei Medici, geboren in 1389, aan het hoofd der volkspartij en verwierf door zijne mildheid grooten aanhang. Toen echter in 1433 Rinaldo, de leider der tegenpartij, het gezag in handen kreeg, deed hij Cósimo in hechtenis nemen en voor den tijd van 10 jaren uit de Republiek verbannen. Een jaar later evenwel werd Cósimo door zijne vrienden teruggeroepen en Rinaldo in ballingschap gezonden. Cósimo handhaafde nu zijn gezag zonder geweld van wapenen, alleen door zijne schatten, die hij met onbekrompene mildheid tot heil der burgers aanwendde. Zijn bestuur was glansrijk en voorspoedig, en de Florentijnen gaven hem na zijn dood den eernaam van Vader des Vaderlands. Hij onderscheidde zich door een keurigen smaak, zooals blijkt uit de door hem gestichte gebouwen, en door eene uitgebreide kennis. Hij bevorderde kunst en wetenschap, en na den val van Constantinopel (1453) vonden vele geleerde Grieken aan zijn Hof een gastvrij verblijf.

In zijne laatste levensjaren bemoeide hij zich weinig met de openbare aangelegenheden, zoodat het gezag in handen kwam van eene hebzuchtige oligarchie, die na zijn dood (1464) onder de leiding van Luca Pitti den ziekelijken Piéro, een zoon van Cósimo, ter zijde wilde schuiven. Dit werd echter door het dankbare volk verhinderd, en Piéro, zijn vader niet evenarende in schranderheid, maar hem overtreffende in goedheid en regtvaardigheid, regeerde in vrede tot aan zijn dood (1469).

— Zijne plaats werd ingenomen door zijne beide jeugdige zonen Lorenzo, bijgenaamd Magnifico, en Giuliano I. Beide broeders waren onderwezen door de voornaamste geleerden van dien tijd, door Gentili, Landini, Argyropulos, Ficinus enz. Lorenzo was dichter en redenaar, bezocht in 1466 de Italiaansche Hoven, trad in 1469 in het huwelijk met Clarissa Orsini en aanvaardde in laatstgenoemd jaar met zijn broeder de regéring van den Florentijnschen Staat. Hjj is zijn grooten roem verschuldigd aan zijne schranderheid, aan zijn beminnelijk karakter, aan zijne beschaving en aan zijn ijver voor kunst en wetenschap. Hij verhief Florence tot het vereenigingspunt van geleerden en kunstenaars. Tot deze behoorden Demetrius Chalcondylas, Angelo Poliziano, Christoforo Landini, Pico van Mirándola, Granacci, Perugiano en Michele Angelo, dien hij dagelijks aan zijne tafel ontving. Hjj verfraaide de stad door openbare gebouwen, stichtte eene school voor beeldende kunsten en gaf eene aanmerkelijke uitbreiding aan de boekerij, door zijn grootvader Cósimo geopend.

Niettemin beraamde het aanzienlijk geslacht der Pazzi, gesteund door paus Sixtus IV, den cardinaal Riario en den aartsbisschop van Pisa, eene zamenzwering tegen de beide broeders, en Giuliano bezweek, als het slagtoffer daarvan, in den dom op den 26sten April 1478. Het volk nam echter bloedige wraak. De aartsbisschop werd uit een venster van het paleis der Signoria opgehangen. Sixtus IV deed hierop de Florentijnen in den ban en trok met Ferdinand I, koning van Napels, tegen hen op. Lorenzo echter reisde in het geheim naar Napels en wist den Koning aan zijn belang te verbinden, waarna ook de Paus zich eerlang met de Republiek verzoende (1480).

De terugkeer des vredes in Italië verhoogde het aanzien van Lorenzo en hij maakte aanspraak op vorstelijk gezag. Hij dreef door, dat eene permanente vergadering van 70 burgers zich belastte met de benoeming van ambtenaren en met de beslissing omtrent staatsaangelegenheden. Door geldelijk voorschot aan onbemiddelden, door vorstelijke pracht en door verwaarloozing der handelszaken vernietigde hij echter de welvaart van zijn Huis, en een bankroet werd alleen voorkomen door een besluit, waarin de Republiek de schulden van Lorenzo overnam. Hij overleed den 8sten April 1492.

Van zijne werken, in 1826 te Florence prachtig uitgegeven, vermelden wij: „Le selve d’amore (1513)”, —„Poesie volgari (1554)”,— en „Rime sacre (1680)”.

— Zijn tweede zoon Giovanni beklom in 1513 als Leo X den Pauselijken zetel. De oudste, Piéro II, geboren den 15den Februarij 1471, kwam na den dood zijns vaders aan het hoofd der Republiek, maar maakte zich gehaat door zijn streven naar de vorstelijke waardigheid, en werd, toen hij in 1494 aan de Franschen bij hun inval in Italië onder Karel VIII onderscheidene belangrijke plaatsen in handen gaf, met zijne broeders verbannen. Men verbrandde zijn paleis, doch Florence werd door de Franschen bezet. Zijne pogingen, om gewapenderhand in de stad door te dringen, mislukten, en eindelijk begaf hij zich naar de Fransche troepen in Napels. Toen deze in 1503 aan den oever der Garigliano overrompeld werden door Gonsalvo de Cordova, verdronk Piéro in de rivier. Zijn jongste broeder Giuliano II trok in 1512 onder de hoede van Spaansche soldaten in Florence, aanvaardde er het bewind, doch legde het neder in 1513, ging naar Rome, ontving van Frans I, koning van Frankrijk, den titel van hertog van Nemours en overleed in 1516.

— De zoon van Piéro II, die den naam voerde van Lorenzo II, geboren den 13den September 1492, was door zijn oom, paus Leo X, in 1516 tot hertog van Urbino benoemd, huwde in 1518 met eene Fransche prinses, doch overleed reeds den 4den Mei 1519. Zijne dochter Catarina dei Medici werd later koningin van Frankrijk.

Na den dood van Lorenzo was paus Leo X de eenig overgeblevene wettige afstammeling van Cósimo. Wijders had men eenige onwettige spruiten van dezen stam, zooals Giulio, een zoon van Giuliano I, die in 1523 als Clemens VII paus werd, terwijl Leo X hem na het overlijden van Lorenzo met de regéring te Florence belastte. Een onwettige zoon van Giulio was voorts Ippolito dei Medici (geboren in 1509), die door Clemens VII tot cardinaal benoemd, maar door zijn neef Alessandro, een onwettige zoon van Lorenzo II, vergiftigd werd.

— Deze Alessandro bestuurde den Staat, in naam eene republiek, met vorstelijk gezag. Hij werd in 1527 verdreven, maar in 1531 door keizer Karel V teruggebragt en tot heer van Florence verheven. Door zijne partij in 1532 tot erfelijk hertog uitgeroepen, heerschte hij als een dwingeland, liet in 1534 eene citadél bouwen en de burgers ontwapenen en onteerde de vrouwen der edelste geslachten. Hij werd echter den 5den Januarij 1537 door zijn neef Lorenzino vermoord. Laatstgenoemde was een nakomeling van een broeder van Cósimo, gelijk ook Giovanni dei Medici delle bande nere (van de zwarte bende), die als veldheer een gevreesden naam verwierf en in 1526 in een gevecht tegen de Keizerlijke troepen sneuvelde.

— Zijn zoon Cósimo I, geboren in 1519 , werd nu in 1537 door den Senaat tot hertog van Florence uitgeroepen. Hij veroverde in 1555 Siéna, bouwde onderscheidene vestingen, en ruimde de Strozzi, de erfvijanden van zijn Huis, uit den weg. Hij verklaarde den handel een monopolie der regéring, breidde het gebied van den Staat uit en stichtte de Orde van St. Stéfanus om den handel op den Levant tegen de Turken te beveiligen. Hij was een der geleerdste mannen van zijn tijd, stichtte de académie te Florence, vernieuwde de universiteit te Pisa, ondersteunde die te Florence en te Siéna, verzamelde schilderijen en standbeelden, en schreef: „Viaggio per l’alta Italia, descritto da Fil.

Pizzichi”. Vol gruwelen was daarentegen zijn huiselijk leven. Twee zijner dochters werden de slagtoffers van de jalouzie harer echtgenooten en eene derde vergiftigd op last van haren vader, die met eigen hand zijn zoon doodde, omdat deze een anderen zoon had vermoord. Ziedaar wat de geschiedenis meldt van den vermaarden Cósimo.

In 1564 droeg hij de regéring op aan zijn oudsten zoon Francesco, maar behield den titel, de hoogste magt en het grootste gedeelte der inkomsten. In 1569 benoemde paus Pius V hem tot groothertog en kroonde hem het volgende jaar te Rome. — Intusschen werd die titel eerst in 1573 door keizer Maximiliaan II tegen betaling van eene aanzienlijke geldsom bevestigd ten behoeve van Cósimo's zoon en opvolger, die in 1574 overleed en het bewind achterliet aan zijn zoon Francesco I. Deze trad in het huwelijk met Johanna, eene zuster van keizer Maximiliaan II, en later met Bianca Capello, met wie hij op denzelfden dag (19 October 1587) door vergif omkwam. Zijne dochter Maria werd de gemalin van Hendrik IV, koning van Frankrijk, en hij werd opgevolgd door zijn broeder Ferdinand I. Een halfbroeder van dezen, don Pedro, die meestal in Spanje aan het Hof van Philippus II vertoefde en door dezen tot generaal der troepen in Italië was benoemd, wendde vruchtelooze pogingen aan om een gedeelte der nalatenschap zijns vaders te bekomen, en overleed den 25sten April 1604.

— Op Ferdinand volgde Cósimo II (1608), die de vloot uitbreidde, de Toscaansche vlag in de Middellandsche Zee deed eerbiedigen, de Droesen op den Libanon ondersteunde, kunsten en wetenschappen bevorderde en in 1620 overleed.

— Op hem volgde zijn oudste zoon Ferdinand II, en op dezen in 1670 Cósimo III, een trotsch vorst met geringe talenten, die vleijers ondersteunde en zich niet bekommerde om de welvaart van zijn land. Hij overleed in 1723 en werd opgevolgd door zijn tweeden zoon Giovanni Gasto. Deze verwoestte door uitspattingen zijn lichaam en geest en toonde bij een goeden wil zeer weinig energie. Deze, de laatste telg van den stam der Medici, overleed den 9den Julij 1737. — Tot een jongeren tak der Medici behoorde don Luigi dei Medici, gewoonlijk cavaliére dei Medici genaamd, geboren in 1768 en hertog van Sarto. Hij werd in 1805 minister van Buitenlandsche Zaken en Financiën te Napels, zag zich aldaar ook in 1815, 1819, 1820 en 1822 met portefeuilles belast, en overleed in 1830.

< >