Meconine is eene zelfstandigheid, welke in opium voorkomt. Om ze te verkrijgen, trekt men opium uit met koud water, dampt de vloeistof uit, vermengt haar in warmen toestand met ammonia, waarna eenige stoffen neerslaan, en laat het vocht bekoelen, waardoor zich narceïne en een weinig meconine afscheiden. Het afgekoelde vocht bevat de meeste meconine. Men schudt het om met water, dampt de aetherische oplossing uit en trekt het overblijvende met kokend water uit.
Bij afkoeling der gefiltreerde oplossing kristalliseert de morphine. Meconine is wit, zonder reuk en bijna zonder smaak, zij is oplosbaar in water, alkohol, aether en vlugtige oliën. Met salpeterzuur vormt zij nitromeconine. — Het meconiumzuur (acidum meconicum, C7H06) komt desgelijks in het opium voor. Men verkrijgt hieruit het hydraat door opium met koud water uit te trekken, er chloorcalcium bij te voegen, het praecipitaat met koud water, daarna met kokenden wijngeest te wasschen en vervolgens met verdund zoutzuur te verwarmen. Bij de bekoeling kristalliseert zure meconiumzure kalk, dien men weder in warm verdund zoutzuur oplost. Bij afkoeling kristalliseert alsdan meconiumzuur hydraat.