Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mausoléum

betekenis & definitie

Mausoléum, in het Grieksch Mausolleion, is oorspronkelijk de naam van het praalgraf, hetwelk Mausolus, koning van Carië (✝ 353 of 351 vóór Chr.), ter eere van zijne gemalin Artemisia te Halicarnassus deed verrijzen. Het behoorde tot de Zeven Wonderen der wereld en was 40 Ned. el hoog. Op een vierkant voetstuk verhief zich eene soort van Ionische tempel met 9-maal 11 Ionische zuilen. Het dak vormde eene pyramide van 24 trappen, en daarenboven verhief zich een vierspan met het reusachtig standbeeld van Mausolus en eene paardenmennende godin.

De bouwmeesters waren Satyrus en Pythius, — de beeldhouwers Bryaxis, Leóchares, Scopas en Timotheus. — Onder de Romeinsche mansoleeën zooals men later alle praalgraven noemde, onderscheidde zich dat van keizer Augustus op het Campus Martius, een rond gebouw met reusachtige afdeelingen. Deze laatste vormden terrassen met boomen, en op den top verhief zich het standbeeld van Augustus. Voorts vermeldt men het mausoléum van Hadrianus, een rond gebouw op een vierkant voetstuk, van boven prijkende met een reusachtig vierspan met het standbeeld des Keizers. Tot lateren tijd behoort het mausoléum van Theodorik te Ravenna, thans de kerk Sta Maria della Rotonda. Ook in de 17de eeuw werden hier en daar mausoleeën gesticht, en uit den nieuweren tijd noemen wij dat van den vorst van Thurn en Taxis te Regensburg, — dat van koningin Louiza en haren gemaal Friedrich Wilhelm III van Pruissen te Charlottenburg, een eenvoudig, maar deftig gebouw in Dorischen stijl van Schenkel, — en dat der Koningin van Hannover, gebouwd door Laves.

< >