Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Maurits

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Maurits, hertog en keurvorst van Saksen, geboren te Freiberg den 21sten Maart 1521. Hij was een zoon van hertog Hendrik de Vrome, ontving eene zorgvuldige opvoeding, omhelsde in 1539 de leer der Hervorming en trad in 1541 in het huwelijk met Agnes, eene dochter van den landgraaf Philip van Hessen. In laatstgenoemd jaar werd hij opvolger zijns vaders en hoofd der Albertijnsche linie, maar weigerde, schoon voorstander der Hervorming, toe te treden tot het Schmalkaldisch Verbond. Met zijn neef, den keurvorst Johann Friedrich van Saksen (Ernestijnsche linie), bewaarde hij eene goede verstandhouding, totdat deze in het voorjaar van 1542 door eene beuzeling verbroken werd. Daarop trok de Hertog in dat jaar, ter ondersteuning van den Keizer, met een leger te velde tegen de Turken in Hongarije en het volgende jaar tegen de Franschen, zoodat hij meer en meer diens gunst verwierf. Niettemin ondersteunde hij de beide hoofden van het Schmalkaldisch Verbond in den oorlog tegen hertog Hendrik van Brunswijk, nam dezen gevangen en leverde hem uit aan den landgraaf van Hessen. Toen echter in 1547 een openbare oorlog uitbarstte tusschen den Keizer en het Schmalkaldisch Verbond, oordeelde hij het juiste tijdstip gekomen, om zijne langgekoesterde wenschen met betrekking tot zijne dynastie ten uitvoer te brengen.

Hij koos de zijde van den Keizer, die hem bij eene geheime overeenkomst, onder voorwaarde van krachtigen bijstand, de waardigheid en de erflanden van den Keurvorst toezegde. Op last van den Keizer maakte hij zich binnen een korten tijd meester van nagenoeg het geheele keurvorstendom, doch de Keurvorst noodzaakte hem tot eene bijna even zoo snelle ontruiming. Deze laatste berokkende echter zijn eigen verderf door toestemming te geven tot een wapenstilstand. Hierdoor toch verkreeg de Keizer tijd, om met zijne geharde soldaten den Hertog te hulp te snellen. De slag bij Mühlberg, de gevangenneming van den inmiddels met den Rijksban beladen Keurvorst en de capitulatie van Wittenberg bragten den Hertog tot het doel van zijn streven. Op den 1sten Julij 1547 schonk de Keizer hem de Keurvorstelijke waardigheid en beleende hem met een groot gedeelte der Ernestijnsche erflanden.

In het besef echter, dat keizer Karel V zich tot onbeperkt beheerscher van Duitschland wilde verheffen, maakte hij zich ongemerkt gereed om hem te bestrijden, tevens daartoe een verbond sluitende met Hendrik II, koning van Frankrijk. Nogmaals deed hij door een gezantschap den Keizer verzoeken, om zijn schoonvader, de landgraaf van Hessen, op vrije voeten te stellen, maar toen dit geweigerd werd, wierp Maurits het masker af en opende den veldtogt. Hij verklaarde in een manifest, dat de bescherming van het Protestantismus, de handhaving der Rijksgrondwet en de bevrijding van den Landgraaf de eenige redenen waren van den oorlog. Hij werd overal met gejuich begroet en kwam met versnelde marschen zoo spoedig te Innsbrück, dat hij aldaar den Keizer, die aan podagra leed, bijna gevangen genomen had. De Keizer stelde niet alleen den Landgraaf en den voormaligen Keurvorst onverwijld op vrije voeten, maar zag in het gevoel zijner onmagt zich ook weldra genoodzaakt, om door middel van zijn broeder Ferdinand onderhandelingen aan te knoopen, waaruit het Verdrag van Passau (22 Augustus 1552) voortvloeide. Op die wijze vernietigde Maurits op eenmaal ’s Keizers vijandelijke aanslagen tegen Duitschland, terwijl hij aan de Protestanten eene onbetaalbare dienst bewees. Om echter ook aan den Keizer een blijk te geven van zijne trouw en inzonderheid uit vriendschap jegens koning Ferdinand, woonde hij na het sluiten van den vrede een krijgstogt bij tegen de Turken in Hongarije, die hij wel is waar in verschillende gevechten versloeg, maar toch ook niet naar wensch kon verdrijven wegens den treurigen toestand van het Keizerlijk leger.

Wrevelig keerde hij naar Saksen terug, waar hij toetrad tot het verbond tegen markgraaf Albrecht van Brandenburg, die, zonder het verdrag van Passau te erkennen, den oorlog op eigen gezag voortzette. In den slag bij Sievershausen (9 Julij 1553) werd de Markgraaf geheel en al overwonnen, doch de overwinning duur gekocht. De Keurvorst, door een schot in den buik gewond, overleed 2 dagen daarna. — Maurits bezat eene groote mate van schranderheid en ongemeene veldheerstalenten. Terstond na het aanvaarden van zijn bewind bragt hij belangrijke hervormingen tot stand, en deze waren ongetwijfeld door vele andere gevolgd, indien hij langer geleefd had. Hij versterkte Dresden, Leipzig en Pirna, organiseerde het leger, ondersteunde de mijnontginning en maakte zich vooral verdienstelijk door uitbreiding der universiteit te Leipzig. Zijne eenige dochter Anna werd gemalin van Willem I, prins van Oranje.

Maurits, prins van Oranje, graaf van Nassau, een beroemd veldheer. Hij was een zoon van Willem I, prins van Oranje en van Anna van Saksen en werd geboren op het slot te Dillenburg den 14den November 1567. Nadat hij te Leiden gestudeerd had en zijn vader in 1584 door een sluipmoordenaar was omgebragt, benoemden de Staten van Holland een Raad van State en plaatsten den 17-jarigen Maurits aan het hoofd van dit ligchaam. De omstandigheden van Nederland waren op dit tijdstip hoogst ongunstig. In de noordelijke gewesten had de Spaansche veldheer Verdugo de overhand, de voornaamste steden van het zuiden werden door Parma ingesloten, en ons leger te velde bedroeg slechts 5000 man. Er scheen geene redding mogelijk zonder buitenlandsche hulp, doch Hendrik III van Frankrijk en Elizabeth van Engeland weigerden de opperheerschappij over de Nederlanden te aanvaarden.

Laatstgenoemde zond echter Leicester met 6000 man te hulp. Vóór de komst van dezen werd echter, op raad van Oldenbarneveldt, graaf Maurits tot stadhouder, kapitein-generaal en admiraal van Holland en Zeeland benoemd. Leicester (Leshter) verscheen in het laatst van 1585, werd als algemeen landvoogd erkend, doch bragt weinig tot stand. Maurits echter maakte zich weldra meester van Axel (16 Julij 1586), en Leicester keerde in het laatst van 1587 naar Engeland terug. Nu werd Maurits in 1588 admiraal-generaal der Unie, in 1590 stadhouder en kapitein-generaal van Utrecht en Overijssel en in 1591 van Gelderland, terwijl hij tevens als kapitein-generaal der Unie werd beschouwd.

Thans opende Maurits de reeks van zijne voorspoedige ondernemingen met de verrassing van Breda (3 Maart 1590), waarna hij de Spanjaarden uit geheel Noord-Brabant, met uitzondering van Grave, Geertruidenberg en ’s Hertogenbosch, verjoeg. In het volgende jaar streed hij in Gelderland en veroverde Zutfen in 6 dagen, — daarna Deventer in 10 dagen, — en eenige dagen later begaf hij zich op marsch naar Groningen en maakte zich meester van Delfzijl. Toen hij echter vernam, dat Parma het fort Knodsenburg bij Nijmegen belegerde, snelde hij derwaarts over het ontoegankelijk gewaande Rouveensche moeras, wierp bij Arnhem eene schipbrug over de Rijn en ontzette Knodsenburg. Daarna bemagtigde hij in 3 dagen Hulst en voorts Nijmegen. Zoo zette hij den oorlog voort met ongemeene voortvarendheid en kroonde de onderwerping der noordoostelijke gewesten met de inneming van Groningen (24 Julij 1594). In de daarop volgende jaren kon hij wegens de geringe sterkte van zijn leger niet veel belangrijks verrigten. In 1597 werd Albert van Oostenrijk landvoogd der Nederlanden. Deze beproefde een aanslag op Noord-Brabant, doch Maurits bragt met slechts 800 ruiters aan de Spanjaarden, die 6000 man telden, bij Turnhout eene volkomen nederlaag toe, die hun 2000 gesneuvelden en 4- of 500 gevangenen kostte.

Voorts zuiverde hij Overijssel en Gelderland geheel van vijanden. Op den 1sten Julij 1600 leverde hij den roemrijken slag bij Nieuwpoort. Een nieuwe veldheer, Ambrosius Spinola, werd kort daarop aan het hoofd der Spanjaarden geplaatst en streed met veel bekwaamheid tegen Maurits, toen er onderhandelingen tot den vrede geopend werden, die tot een wapenstilstand leidden. Van dezen was Maurits een groot tegenstander, betoogende dat men daardoor den vijand tijd gunde om zijne krachten te herstellen. Oldenbarneveldt evenwel, doordrongen van de behoefte aan vrede, was een ijveraar vóór den wapenstilstand, en toen deze op den 9den April 1609 voor een tijd van 12 jaren geteekend werd, was het met de goede verstandhouding tusschen Maurits en Oldenbarneveldt geheel gedaan; tevens gaven de kerkelijke geschillen van die dagen aanleiding tot eene openbare veete.

Op aandrang van de Staten van Holland om van zijne gevoelens te doen blijken, verklaarde Maurits zich in 1617 voor de Contra-Remonstranten, terwijl ’s Lands Advocaat aan de zijde stond der Remonstranten. De Contra-Remonstranten, door de begunstiging van Maurits overmoedig geworden, deden woelingen ontstaan en veranderden hier en daar de regéring. Daarop namen de Staten van Holland, vooral op aandrijven van Oldenbarneveldt, de bekende Scherpe resolutie (4 Augustus 1617), waarbij zij de steden magtigden waardgelders aan te nemen, terwijl zij het houden van eene Nationale Synode van de hand wezen. De Algemeene Staten daarentegen gelastten het houden eener Nationale Synode te Dordrecht en het afdanken der waardgelders. Oldenbarneveldt, Hugo de Groot en Rombout Hoogerbeets, hoofden der Remonstrantsche partij, werden gevangen genomen en eerstgenoemde, die geene gratie wilde vragen, door gedelegeerde regters ter dood veroordeeld en op 72-jarigen leeftijd den 13den Mei 1619 teregtgesteld.

Toen in 1621 het twaalfjarig bestand geëindigd was, vond Maurits in Spinola een geduchten tegenstander. Hij ontzette Bergen-op-Zoom, maar zijn aanslag op Antwerpen mislukte tot driemaal toe, en vruchteloos waren zijne pogingen, om den Spanjaard het beleg van Breda te doen opbreken. Toch beleefde Maurits den val dier vesting niet, maar overleed te ’s Gravenhage den 23sten April 1625. Hij was ongehuwd, doch had bij de jonkvrouw van Mechelen een aantal onwettige kinderen, van welke de oudsten, Willem en Lodewijk, het meest bekend zijn.

Prins Maurits was in den omgang gul en openhartig, maar tevens zeer driftig. Men houdt hem voor den grootsten veldheer van zijn tijd. Hij had de krijgskunst der Ouden grondig bestudeerd en de gebreken van zijn leger opgemerkt, en liet niets onbeproefd, om verbeteringen aan te brengen. Vooral in de opstelling van het leger heeft hij aanmerkelijke wijzigingen gebragt. Hij vormde kleiner afdeelingen, plaatste de piekeniers in het centrum, de musketiers aan de vleugels, en deed de bataljons schaakvormig oprukken.

Ook voerde hij een excercitie-reglement in, en verving bij de kavallerie de lans door stootsabel en karabijn of pistool. Hij leverde verordeningen voor de artillerie, voor den trein, voor de pontonniers enz. Die reglementen vonden overal navolging, en zijn legerkamp was eene leerschool voor officieren uit alle landen. Eindelijk blijkt uit zijne veldtogten eene verbazende voortvarenheid, zoodat men de marschen van zijne troepen zelfs nu nog groot noemt. Hij veroverde 38 steden, 45 verschanste kasteelen en forten, versloeg de Spanjaarden in 3 gevechten of veldslagen en deed 12 belegeringen opbreken.

Maurits, graaf van Saksen, gewoonlijk de maarschalk van Saksen genoemd, een uitstekend veldheer. Hij was de onwettige zoon van den koning van Polen en keurvorst van Saksen Augustus II of de Sterke en van gravin Maria Aurora van Königsmark. Hij werd geboren te Goslar den 28sten October 1696 en ontving eene degelijke opleiding, doch toonde niet veel lust in de studie, maar onderscheidde zich door een vurigen geest en door groote ligchaamskracht. Hij streed weldra in Vlaanderen in 1709 en 1710 onder prins Eugenius en Marlborough. In het volgende jaar zag hij zich met den titel van graaf van Saksen door zijn vader gewettigd. In 1713 kwam hij aan het hoofd van een regiment en in 1714 trad hij in het huwelijk met de rijke en bevallige gravin Löben, doch deze echt werd in 1721 ontbonden. In 1715 en 1716 had hij in Pommeren en Polen gestreden en te midden van velerlei uitspattingen zich met ijver toelegd op de krijgskunst. In 1720 werd hij in Frankrijk tot veldmaarschalk benoemd, kocht er voor 35000 thaler een regiment, zette zijne studiën voort, maar leidde tevens een losbandig leven.

Nu en dan toefde hij ook aan het Hof van zijn vader. In 1726 kozen de standen van Koerland hem tot vorst, en de hertogin-weduwe van Koerland, Anna Iwanowna, de dochter van den Czaar, gaf hem hoop op hare hand. Mentsjikof echter, die zelf het hertogdom begeerde, begaf zich naar Mitau, eischte eene nieuwe verkiezing, dreigde met krijgsvolk en vertrok naar Petersburg om Maurits tegen te werken. Omstreeks dien tijd wendde laatstgenoemde zich tot Frankrijk om hulp. Hij ontving er van zijne minnares, de beroemde tooneelspeelster Adrienne Lecouvreur, eene som van 40000 livres, door het verpanden van al hare kostbaarheden verkregen. Daar Koerland een leen van Polen was, vernietigde de Poolsche Rijksdag de op Maurits gevallen keus, en toen zijne zaak ook in Petersburg ongunstig stond, gaf de Koning hem bevel Koerland te verlaten en naar Frankrijk terug te keeren. Hij gehoorzaamde en bleef aldaar of reisde tot aan den oorlog van 1733. Gedurende eene ongesteldheid in 1731 schreef hij in 13 slapelooze nachten zijn beroemd werk: „Rêveries militaires”.

Bij het uitbarsten van laatstgemelden oorlog kwam hij onder de bevelen van den maarschalk Berwick en onderscheidde zich zoozeer, dat hij in 1734 bevorderd werd tot luitenant-generaal. Na den vrede zette hij zijne voormalige levenswijs voort, doch bij den dood van keizer Karel IV stelde hij zijn zwaard bij herhaling ter beschikking van Saksen. Daar graaf Brühl zijn aanbod van de hand wees, bleef hij in Fransche dienst en veroverde in den Oostenrijkschen Successie-Oorlog stormenderhand de stad Praag (26 November 1741), terwijl ook Eger zich aan hem overgaf. In 1742 toog hij naar Petersburg, om zijne plannen ten opzigte van Koerland te bevorderen, doch te vergeefs. Toen hij op het oorlogstooneel was teruggekeerd, hadden Pruissen en Saksen vrede gesloten met Oostenrijk, en ook het Fransche leger moest allengs Bohemen en Beijeren ontruimen. In Maart 1744 werd hij tot maarschalk van Frankrijk benoemd en was de eerste Protestant, aan wien na de opheffing van het Edict van Nantes deze eer te beurt viel. Daarop voerde hij het opperbevel in de Nederlanden en wist er zonder beslissenden slag den vijand in bedwang te houden. In den veldtogt van 1745 besliste hij, hoewel zoo ziek door waterzucht, dat hij niet te paard kon rijden, den slag van Fontenay, waarna de Koning hem met eerbewijzen overlaadde en voor levenslang met het kasteel Chambord begiftigde.

Daarna gaven vele steden in de Nederlanden zich over. In Februarij 1746 bemagtigde hij Brussel en keerde vervolgens terug naar Parijs, waar hij ten Hove met onderscheiding bejegend en door het volk vergood werd. De Koning verleende hem brieven van naturalisatie. Hierop veroverde Maurits Antwerpen en Namen en behaalde den 11den October eene glansrijke overwinning bij Raucoun. Van de genomen kanonnen ontving hij zelf ten geschenke, benevens den titel van Altesse sérénissime, in Januarij 1747 gevolgd door de benoeming tot generaal-veldmaarschalk van het geheele Fransche leger.

De overwinning bij Laffeld, de bestorming van Bergen-op-Zoom en de verovering van Maastricht (1748) kroonden zijne loopbaan als veldheer. Bij den Vrede van Aken gaf Frankrijk die veroveringen terug, en daarover was Maurits niet weinig misnoegd. Hij woonde nu in vorstelijke weelde op Chambord of was op reis. Te Berlijn werd hij door Frederik II met groote onderscheiding ontvangen, en hij overleed op Chambord den 30sten November 1750. Van zijne geschriften vermelden wij nog: „Esprit des lois de la tactique (’s Gravenhage, 1767, 2 dln)”, — en „Lettres et mémoires (1794)”.