Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Materialismus

betekenis & definitie

Het materialismus beschouwt de stof (materie), welke men met de zintuigen kan waarnemen, als de oorspronkelijke oorzaak van al wat bestaat, dus ook van alle psychische verschijnselen. Nu kan men aan de stof geestelijke eigenschappen toekennen (hylozoïsmus) of ook het leven en de werkzaamheid des geestes beschouwen als functiën van het bewerktuigd stoffelijk ligchaam (zuiver materialismus). Het hylozoïsmus geeft aan den geest een stoffelijk karakter, doch het zuivere materialismus ontkent het bestaan van den geest. In de dagen der oudheid was Leucippus de grondlegger van het zuivere materalismus, terwijl het hylozoïsmus reeds vóór hem verdedigers had gevonden in Heráclitus, Pythágoras en de Ionische wijsgeeren.

Volgens de leer van laatstgenoemden is de oorspronkelijke stof des heelals van geestelijken aard en als wereldziel één met het goddelijk wezen. Daaruit ontstaan der menschen zielen en keeren na het sterven des ligchaams tot haren onsterfelijken toestand terug. De Stoïci vernieuwden deze soort van materialismus, die men pantheïsmus kan noemen, en zelfs werd zij door kerkvaders, bijv. door Tertullianus, gehuldigd. Bij het herleven der wetenschappen tegen het einde der middeneeuwen werd zij opgewarmd door Paracelsus (1493-1541); volgens dezen bestonden alle voorwerpen uit 3 oorspronkelijke stoffen, namelijk uit zwavel, zout en kwik. Daarentegen hield zich het zuivere materalismus aan de theorie der oude atomistiek, zooals zij aanvankelijk geleerd was door Leucippus en Demócritus, en later door Epicurus en zijne school. De vader van het moderne materalismus is de Engelschman Hobbes (1588-1679), een leerling van Baco van Verulam. Zijne leer, volgens welke alle werkzaamheden des geestes niets anders zijn dan verrigtingen der hersenen, ten gevolge van ontvangen indrukken, wier bewaring men geheugen, wier zamenvoeging men verstand noemt, vond niet vele aanhangers in Engeland, maar des te meer in Frankrijk. Van deze noemen wij: Mandeville („Pensées libres, 1723”), — La Mettrie („L’homme machine, 1748”), — Helvétius („De l’esprit, 1758”), — en de baron Holbach („Systéme de la nature, 1770”).

In Duitschland verwierf het materialismus nagenoeg in het geheel geene volgelingen, daar het met kracht bestreden werd door Leibniz, Wolf en Kant. Eerst sedert het midden van deze eeuw hebben inzonderheid de Duitschers de materialistische theorieën der school van Epicurus met ijver op den voorgrond geschoven. Het materialismus heeft er zich ontwikkeld als een tak der wijsbegeerte van Hegel, welke door eene omwisseling van denkbeelden van een idealiséren der natuur tot een materialiséren van den geest is overgegaan. Tot de volgelingen van deze rigting behooren vooral Feuerbach („Grundsätze der Philosophie der Zukunft, 1843”) en Noack („Psyche, Zeitschrift für die Kenntnisz des menschlichen Seelenund Geistesleben, (1858-1863”), — voorts Moleschott („Der Kreislauf des Lebens, 1852”), Vogt („Köhlerglaube und Wissenschaft, 1854”), Buchner („Kraft und Stoff, 1855”) en Czolbe („Neue Darstelling des Sensualismus, 1855”). Het materialismus heeft na dien tijd vele aanhangers gevonden onder physiologen en artsen.

Daarentegen beweert men van de zijde der tegenstanders, dat talrijke verschijnselen van het gevoelsleven niet uit de werking der stof kunnen verklaard worden, terwijl men ze toch met even groote zekerheid waarneemt als de verschijnselen der stof. Voorts strijden volgens hen tegen het materialismus het zelfbewustzijn en de zedelijke vrijheid van het denkend wezen, die bij eene materialistische levensbeschouwing onverklaarbaar en opgeheven worden, omdat de stof door de wet der natuur — die der noodzakelijkheid — wordt beheerscht, waarbij de mensch tot eene machine afdaalt. Daarom is materialismus innig verbonden met fatalismus en atheïsmus. Volgens de materalisten is het denken een scheikundig procès der hersenen, zoodat zij zelfs de verhevenste gevoelens beschouwen als de vruchten van eene stoffelijke werking. Eene merkwaardige geschiedenis van het materialismus leverde F.A. Lange (zie aldaar).

< >