In het Engelsch Maroons, of Maronnegers is de naam van weggeloopen Negerslaven uit de Europésche koloniën op de West-Indische eilanden en in Guyana. Zij vereenigden zich, in den tijd toen de slavernij er nog niet was afgeschaft, in schier ontoegankelijke woud- en bergstreken en vormden er met hunne nakomelingen onafhankelijke stammen. Op Jamaica, waar hun aantal in de dagen, toen het in handen der Engelschen viel (1665), omstreeks 1500 bedroeg, doch later aanmerkelijk vermeerderde, voerden zij geruimen tijd een bloedigen guerilla-oorlog tegen de Blanken, totdat zij door een verdrag in 1738 vergiffenis, vrijheid en grondbezit verkregen.
In 1795 vernieuwden zij de vijandelijkheden en werden deswege gedeeltelijk naar Siërra-Leone overgebragt. De meesten echter behielden hunne onafhankelijkheid en vermengden zich na de opheffing der slavernij met de overige Negers op dat eiland. — In Nederlandsch Guyana of de kolonie Suriname noemt men de Marons, die aan den bovenloop der Maroni gevestigd zijn, ook Boschnegers.
Zij ontstonden in het jaar 1663, toen uit Brazilië verdreven en naar Suriname uitgewekene Israëlieten een groot aantal Negers medebragten, die weldra de vlugt namen naar het woud, er dorpen bouwden, andere weggeloopen slaven opnamen en weldra zoo magtig werden, dat zij de Kolonie gedurig met angst en schrik vervulden. Na vele bloedige gevechten, waarbij de slaven in menigte tot de Boschnegers overliepen, zag de Nederlandsche regéring zich in 1760 genoodzaakt een verdrag met hen te sluiten en hunne onafhankelijkheid te erkennen. In die dagen bedroeg hun aantal 25tot 30000 zielen, hetwelk thans door het woeden van besmettelijke ziekten tot 4000 is versmolten. Zij leven in een half-beschaafden toestand en zijn verdeeld in 3 groepen, namelijk de Awko-Negers, de Samaracca-Negers en de Pekoe-Negers. Iedere groep wordt bestuurd door een opperhoofd of gramman.
Sedert lang onderhouden zij gemeenschap met de kolonisten en leveren hout, dat in vlotten langs de rivier vervoerd wordt. De Marons spreken een afschuwelijkNeger-Engelsch, zijn weder tot het Heidendom vervallen en laten zich vooral beheerschen door hunne waarzeggers. Weleer onderhielden zij ook betrekking met de weggeloopen slaven uit Fransch Guyana, die zich naar hun eersten aanvoerder Boni's noemden. — Ook aan de speurhonden die men op den grooten St. Bernard en in de Penninische Alpen afrigtte tot het opsporen van onder de sneeuw' bedolven reizigers, gaf men te voren den naam van marons.