Mariana, een uitstekend Spaansch geschiedschrijver, geboren te Talavera in 1536, studeerde te Alcala, trad in de Orde der Jezuïeten, reisde in Italië, Sicilië en Frankrijk, legde zich te Rome, in Sicilië en te Parijs toe op de godgeleerdheid en keerde in 1574 naar het collége zijner Orde te Toledo terug. Hij maakte zich echter gehaat bij de Jezuïeten door zijne opregtheid en onpartijdigheid, daar hij de gebreken der Orde niet verschoonde, zooals bleek uit zijn werk: „De las enfermedades de la compania y de sus remedios (1625)”. Zelfs moest hij een jaar in den kerker doorbrengen en overleed te Madrid den 17den Februarij 1623.
Zijn hoofdwerk is: „Historia de rebus Hispaniae (1592—1605), door hem zelven in het Spaansch vertaald (1601, 2 dln en later). Voorts leverde hij de vermaarde verhandeling: „De rege et regis institutione (1598)”, — „De ponderibus et mensuris (1599)”, — en „Scholia in Vetus et Novum Testamentum (1619)”.