Manila, de hoofdstad van de aan Spanje onderworpene Philippijnsche eilanden in den Oost-Indischen Archipel, gelegen op de westkust van het voornaamste dier eilanden, desgelijks Manila, doch ook Luzon genaamd, op den achtergrond der ruime, naar het zuidwesten geopende, zeer diepe en voor linieschepen toegankelijke Baai van Manila, aan den mond van de snelvlietende Pasig, uit het Bay-meer komende, bestaat uit 2 zeer verschillende deelen, die door de rivier gescheiden, maar door eene brug ter lengte van 140 Ned. el, alsmede door eene hangbrug verbonden zijn en te zamen omstreeks 160000 inwoners tellen, onder welke zich 13tot 15000 Europeanen bevinden. De eigenlijke stad (Ciudad) of vesting op den linker of zuidelijken oever der Pasig, de zetel van een kapiteingeneraal, van een aartsbisschop, van een Koninklijk geregtshof (Real audiencia) en van den alcalde der provincie Tondo (met 1/4de millioen inwoners) en van eene Spaansche bevolking van 10000 zielen, is door breede, diepe grachten en hooge, zware ringmuren omgeven, door eene citadél en forten gedekt, en bestaat uit 8 lijnregte, vrij naauwe straten, die 1 met hare groote, maar plompe, smakelooze huizen en openbare gebouwen, met hare kerken en kloosters een hoogst ernstig, maar tevens somber voorkomen hebben. Ook de inwoners onderscheiden zich door zwijgende deftigheid en voorname waardigheid.
Tot de merkwaardige gebouwen behooren er de groote hoofdkerk, het paleis van den kapitein-generaal, het raadhuis, de universiteit, de handelsschool, de zeevaartschool en andere scholen , de citadél met het tuighuis en de geschutgieterij, de 2 hospitalen, de gevangenissen en de schouwburg. Op den noordelijken oever van de Pasig liggen de 8 voorsteden, van welke Bidondo, de aanzienlijkste, met Sta Cruz en Tondo te zamen ook wel met den naam van Chinézenstad bestempeld wordt. Hier wonen de Tagalen of inboorlingen, de Mestiezen, de Chinézen en alle vreemdelingen, — hier is de zetel van de nijverheid, van den groot- en kleinhandel, en hier bevinden zich de druk bezochte kaden, de groote Chinézenstraat La Escolta met hare talrijke winkels, de beurs, de magazijnen, de kantoren en de fabrieken.
De geheele omtrek van Manila langs de Pasig tot aan het Bay-meer is eene van de fraaiste landstreken der aarde. De voornaamste tak van nijverheid in de stad is de vervaardiging van Manila-sigaren; in 2 groote Koninklijke fabrieken houden meer dan 10000 werklieden (meest vrouwen) zich daarmede bezig. Voorts verschaft de vervaardiging van touw van manila-hennep aan vele handen werk, hoewel die hennepsoort voor het grootste gedeelte onbewerkt in den handel wordt gebragt. Ook maakt men er nangking, tapijten, metalen voorwerpen enz.
De geheele buitenlandsche handel op de Philippijnsche eilanden moest zich tot aan 1858 uitsluitend tot de haven van Manila bepalen. Na dien tijd werden daarvoor Yloylo op Panay, Sual op Luzon en Zamboanga op Mindanao geopend; tegenwoordig echter heeft men er, behalve Manila, slechts Yloylo en Zeboe. Het voornaamste handelsverkeer is intusschen te Manila verbleven, en zij zou aanmerkelijk toenemen, zoo de haven dier stad eene vrijhaven werd. Reeds door de verordening van 22 December 1865, volgens welke schepen van alle natiën, die met ballast aankomen om vracht te zoeken, overal op de Philippijnsche eilanden mogen binnenloopen, is het handelsverkeer aanmerkelijk uitgebreid. Manila onderhoudt thans een regtstreeksch scheepvaartverkeer met Hongkong, Singapore, Saigon, Batavia enz. De belangrijkte. uitvoerartikels zijn suiker, hennep en sigaren. — Manila is na Goa de oudste Europèsche vestiging in Oost-Indië.
In 1569 verhief zich op de plek, waar zij zich thans bevindt, eene kleine, versterkte stad der Maleijers. Deze werd veroverd en verwoest door 80 Spanjaarden onder aanvoering van Juan de Salcedo, een neef van Miguël Lopez de Legaspé, de veroveraar der Philippijnen en de stichter van Manila, den 24stenJunij 1571 als hoofdstad erkend. Reeds vroeg trokken vele Chinézen derwaarts en bragten er hunne nijverheid en hunnen handel, doch een oproer in 1603 kostte aan 23000 van hen het leven. Zware belasting en onverdraagzaamheid bragten later de Chinézen nogmaals tot een opstand, waarna 25000 van hen vermoord en de overigen verbannen werden. Niettemin keerden zij in nog grooter aantal derwaarts terug en ondersteunden in 1762 de Engelschen, die onder sir William Draper de stad na eene belegering van 10 dagen stormenderhand innamen en eene brandschatting verkregen van 4 millioen dollars. Voorts is Manila dikwijls door aardbevingen geteisterd, inzonderheid in de jaren 1645, 1796, 1824, 1852, 1860 en 1864.
Het eiland Manila of Luzon, ligt tusschen 123/4de en 19° N. B., bestaat uit een breed gedeelte in het noorden en een smal gedeelte in het zuiden en heeft eene oppervlakte van 1934 geogr. mijl. De kusten zijn over het geheel hoog en veilig, maar men heeft er niet vele havens; de voornaamste is die in de baai van Manila. De mild besproeide bodem onderscheidt zich door eene verwonderlijke vruchtbaarheid, en het is aan het Spaansch wanbestuur te wijten, dat daarvan tot zekere hoogte eerst in de laatste halve eeuw gebruik werd gemaakt. Het noordelijk gedeelte draagt 2 bergketens en deze eindigen bij eene laagvlakte, die zich over het geheele eiland uitstrekt, terwijl zich op het zuidelijk gedeelte alleenstaande bergen verheffen, gedeeltelijk nog werkzame, gedeeltelijk uitgedoofde vulcanen. Het klimaat is warm en ongemeen vochtig, en het plantenrijk en de dierenwereld gelijken op die der overige Oost-Indische eilanden.
Het aantal inwoners, die aan de Spanjaarden onderworpen, tot het Christendom bekeerd en met den naam van Indios bestempeld zijn, bedraagt ruim 41/2 millioen. Voorts vindt men er in het gebergte nog onbekeerde, onafhankelijke stammen. Sedert 3 eeuwen voeren de Spanjaarden heerschappij op dit eiland. Tot de voornaamste steden, behalve Manila, behooren er: Batangas aan de straat van Mindoro, Balaian, Cavite, Bacolor en Bigan op het noordelijk, Nueva Caceres en Albay op het zuidelijk gedeelte van het eiland.