Manicaria Gaertn. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Palmen. Het onderscheidt zich door éénhuizige bloemen, op denzelfden bloemkolf geplaatst, door eene enkelvoudige, zakvormige, op een net gelijkende bloemscheede, en door eene 3-hokkige steenvrucht met eene ruwe, kurkachtige schaal. Het omvat palmboomen met een dikken, met lidteekens bedekten stam, zeer groote, gave bladeren en geelachtig-witte bloemen. De eenige bekende soort, M. saccifera Gaertn., in Brazilië boessoe genaamd, heeft een gekromden stam ter lengte van 3 tot 5 Ned. el en bladeren, welke omstreeks 9 Ned. el lang en 1,2 Ned. el breed zijn, de grootste onverdeelde bladeren, welke men in deze familie aantreft.
Voorts heeft hij bloemkolven ter lengte van ruim 1 Ned. el en op een naar de spits toeloopenden zak gelijkende. Deze laatste bestaat uit bruine, dunne, taaije, kruiswijs over elkaar gelegene vezels en is rekbaar, zoodat men hem als eene muts over het hoofd kan trekken. In dien zak bevindt zich de bloemkolf met omstreeks 20 driehokkige vruchten, welke wat grooter zijn dan walnoten. Deze worden onder den naam van plantaardig ivoor naar Europa verscheept, waar men er knoopen, knoppen voor wandelstokken enz. van vervaardigt. De bladeren van dezen palmboom leveren eene uitstekende dakbedekking, die 10 tot 12 jaren duren kan. Deze boom groeit vooral op de moerassige oevers der Amazonenrivier.