Malaria of aria cattiva (bedorven lucht) noemt men in Italië de door moerassige uitwasemingen bedorven lucht, vooral in de Maremmen en in de Pontijnsche Moerassen, welke een koortswekkenden invloed hebben. Wie zich, vooral na zonsondergang, daaraan blootstelt, wordt veelal door koorts aangetast, en de inwoners des lands hebben een vaalbleek gelaat. Ook in andere streken hebben de moerassen een dergelijken invloed; deze is minder sterk in het noorden, maar nog vreeselijker in de keerkringslanden, waar de malaria de moeraskoortsen doet ontstaan, welke met de gele koorts vermaagschapt zijn. Waarschijnlijk zijn de gassen, die zich in stilstaande wateren uit verrottende overblijfselen van planten en dieren ontwikkelen, daarvan de oorzaak.
Het is echter nog niet ontdekt, welk bestanddeel dier gassen zoo nadeelig op het menschelijk organismus werkt. Vermoedelijk wordt die werking door andere omstandigheden bevorderd, bijv. door de vochtigheid der lucht, door de daarin zwevende luchtinfusoriën en schimmelsporen, het drinken van onzuiver water enz. Intusschen leert de ondervinding, dat doorgaans vreemdelingen de slagtoffers der malaria zijn, terwijl de inboorlingen verschoond blijven. Dit bleek in het Engelsche leger onder Wentworth vóór Cartagéna (1740), in het Fransche leger onder Leclereq in Haïti (1802) en in het Engelsche leger onder lord Chatham in Zeeland (1809). Bij het leeghalen van oorlogschepen in de WestIndische havens breekt altijd de gele koorts uit onder de bemanning, terwijl de aldaar geboren kolonisten er van verschoond blijven en de Afrikaansche Negers, die er zich aan boord bevinden, eene bloeijende gezondheid genieten. De koorts, ontstaande door malaria te Batavia, Probalingo enz. kan men alleen bedwingen door naar gezonder oord de wijk te nemen.
Inzonderheid heeft — bepaaldelijk op vrouwen — de malaria op de westkust van Afrika op Europeanen een hoogst gevaarlijken invloed, terwijl West-Indische Kreolen er zeer goed kunnen leven. In al deze verschijnselen is nog veel raadselachtigs. Voorts zijn er gewesten, waar geene moerassen gevonden worden en toch malaria heerscht, zooals te Gibraltar en op sommige hoogvlakten in Italië en Peru. Wordt de grond van oorspronkelijke wouden voor den landbouw ontgonnen, dan ontwikkelt zich ook daaruit in de eerste jaren een koortswekkend beginsel. De malariaziekten zijn hoofdzakelijk tusschenpoozende koortsen, vaak verbonden met zwelling van de milt en van de lever en van neiging tot waterzucht. Sommigen rekenen daartoe ook de chólera, de gele koorts, de pest en den rooden loop.