Maison (Nicolas Joseph, markies), maarschalk van Frankrijk, geboren te Epinay bij St. Denis den 19den December 1771 als zoon van een armen daglooner, trad in 1792 in krijgsdienst, was bij Jemappes reeds kapitein, werd in 1794 bij Fleurus zwaar gewond en streed in 1795 en 1796 in het Maas- en Sambre-leger. Door Jourdan tot bataljonschef benoemd, diende hij voorts onder Bernadotte en daarna in Italië, waar hij zich tot aan den Vrede van Campo-Formio gunstig onderscheidde. In 1799 werd hij adjudant-generaal van den minister van Oorlog Bernadotte.
In het volgende jaar streed hij in de Nederlanden, alwaar hij wederom zwaar gewond werd, en verkreeg na den Vrede van Amiens het opperbevel in het departement Tanaro. Toen Bernadotte in 1805 Hannover bezette, vergezelde hp dezen en streed met roem in den slag van Austerlitz. Gedurende den Pruissischen veldtogt van 1806 was hij brigadegeneraal, nam deel aan de vervolging van Blücher tot aan Lübeck en werd gouverneur van deze stad, doch reeds in 1807 chef van den generalen staf bij zijn armeekorps. Onder het bevel van den maarschalk Victor streed hij in 1808 in Spanje, droeg niet weinig bij tot de overwinning bij Espinosa, maar moest uit het belegeringskorps vóór Madrid wegens zware wonden naar Frankrijk terugkeeren. In 1809 was hij met Bernadotte in Nederland. In den Russischen veldtogt zag hij zich bevorderd tot divisie-generaal, ennadat Oudinot gewond was, voerde hij bevel over het tweede armeekorps, waarmede hij den aftogt dekte der overblijfselen van het leger over de Weichsel. In den veldtogt van 1813 stond hij bij het 5de armeekorps onder Lauriston, en in den slag bij Leipzig werd hij nogmaals zwaar gewond. Den 22sten December 1813 benoemde Napoleon hem tot graaf en tot opperbevelhebber van het noorderleger, dat België en Vlaanderen moest verdedigen.
Daarbij ontwikkelde Maison eene ongemeene krijgskundige bekwaamheid; door de vijandelijke overmagt tot de Scheldelijn teruggedrongen, trok hij zijne troepen te Brussel bijeen en sloeg generaal Thieleman bij Kortrijk op den dag, waarop Parijs zich overgaf. Toen hij vernam, dat de Keizer afstand had gedaan van het bewind, sloot hij een wapenstilstand en onderwierp zich aan Lodewijk XVIII, die hem tot pair en in Maart 1815 tot gouverneur der hoofdstad benoemde. Bij den terugkeer van Napoleon snelde hij naar Gent, en de Koning verhief hem na de tweede Restauratie tot gouverneur der eerste militaire divisie. Daar hij als lid van den krijgsraad, die over maarschalk Ney vonnis zou spreken, zich onbevoegd verklaarde, viel hij in ongenade en werd overgeplaatst naar de 8ste militaire divisie. Niettemin werd hij in 1817 markies en in 1828 opperbevelhebber van de expeditie naar Moréa. Den 14den Augustus scheepte hij te Toulon zich in met 14000 man, landde op het schiereiland en dwong Ibrahim-pasja door eene conventie van 7 September om over zee te vertrekken, waarna hij Navarino, Modon, Koron en Patras innam en Moréa in staat van verdediging zocht te brengen. Nadat hij van zijn Koning den maarschalksstaf ontvangen had, keerde hij in Mei 1829 naar Frankrijk terug.
Als een ijverig voorstander der constitutionéle regten verklaarde hij zich in de revolutie van 1830 voor het Huis van Orleans, ontving den last om Karel X naar Cherbourg te vergezellen, en bekleedde gedurende eenige weken de betrekking van minister van Buitenlandsche Zaken. Daarna vertrok hij als gezant naar Weenen en in 1833 naar Petersburg, was van 1836 tot 1836 minister van Oorlog, leidde daarna een ambteloos leven en overleed den 13den Februarij 1840.