Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Luchtpijp

betekenis & definitie

Luchtpijp (De), gedeeltelijk aan de vóórzijde van den hals, gedeeltelijk in de borst gelegen, is een kanaal (zie bijgaande figuur), dat van boven in het strottenhoofd (k) en van onder in 2 takken (b) eindigt. Zjj dient om versche lucht naar de longen te voeren en koolzure lucht vandaar te verwijderen, en bestaat uit eene vaste, uit vezels van bindweefsel gevormde buis, waarin zich ongeveer 20 halve ringen (r) van kraakbeenig zamenstel bevinden, wier welving zich aan de vóórzjjde bevindt, terwjjl de uiteinden naar achteren gerigt zjjn. Deze ringen doen de buis open blijven. De achterste wand van deze bevat geen kraakbeen, zoodat hij plat wordt en de doorsnede van de luchtpijp geen cirkel is.

Van binnen is die buis bekleed met een dun slijmvlies, hetwelk met trilhaar bedekt en van een groot aantal sljjmklieren voorzien is; voorts bevat het een netwerk van veerkrachtige draden, welke aan de luchtpijp eene zekere elasticiteit geven, zoodat zij na eene sterke uitzetting door den luchtstroom zich weder vernaauwen kan. Daarenboven is de luchtpijp door los bindweefsel aan de nabjjgelegene deelen vastgehecht. Ontsteking der luehtpjjpvertakkingen noemt men bronchitis, terwijl men het openen der luchtpijp, om verstikking te voorkomen, met den naam van tradhiotomie bestempelt.

< >