Logau (Friedrich, vrijheer von), een Duitsch dichter en de telg van een adellijken stam, werd geboren in 1604 te Brockgut in Silézië. Hij was kanselarijraad van Lodewijk IV, hertog van Liegnitz, en werd in 1648 lid van een dichterlijk genootschap te Liegnitz, alwaar hij den 25sten Julij 1655 overleed.
Minneliederen, op jeugdigen leeftijd door hem vervaardigd, gingen verloren in den Dertigjarigen Oorlog, en later vergunden zijne drukke bezigheden hem slechts tijd tot het schrijven van puntdichten, welke hij onder den naam van Salomon von Golaw in het licht gaf (1638). Eene tweede verzameling heeft tot titel: „Deutscher Sinngedichte Drey Tausend (1654)” en behoort tot de bibliographische zeldzaamheden. Zijne gedichten waren weldra vergeten, totdat een onbekende in 1702 van een gedeelte daarvan eene nieuwe uitgave bezorgde. Meer echter werden zij bekend, toen Ramler en Lessing in 1759 daaruit eene uitgebreide bloemlezing in het licht gaven, die later (1791, 2 dln) met wijzigingen van Ramler nogmaals verscheen. Men vindt daarin veel van zeer middelmatig gehalte, maar ook een aantal goede puntdichten.