Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Lischdodde

betekenis & definitie

Lischdodde (Typha L.) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Typhaceën. Het onderscheidt zich door rolronde of ellipsvormige, van boven mannelijke, van onder vrouwelijke bloemkolven, die in alle soorten bij het begin van den bloeitijd dun, maar tegen het einde daarvan 2- of 3-maal zoo dik zijn. De mannelijke bloemen bestaan uit 2 of 3 door borstels omgevene meeldraden. De helmdraden zijn vergroeid, of aan den top vrij de langwerpige helmknopjes tweehokkig en deze hokken wederom in tweeën verdeeld.

De vrouwelijke bloemen worden vertegenwoordigd door een langwerpig, ten laatste langgesteeld vruchtbeginsel, met lange borstels aan den voet van den steel. Voorts vindt men tusschen de vrouwelijke bloemen nog stompe, knodsvormige, geslachtlooze bloempjes, door een langen steel gedragen en aan den top met eene punt voorzien. De vrucht is eene blaasvrucht, door het overblijvend stijltje gekroond. Men heeft in ons Vaderland twee algemeen verspreide soorten, die aan de kanten van slooten, in rietvelden enz. groepen, namelijk de breedbladige lischdodde (T. latifolia L.) met breede, vlakke bladeren, en onmiddellijk boven elkander geplaatste mannelijke en vrouwelijke bloemen, bij bet volk bekend onder de namen van donzen, bulpezerikken, duivelskoppen, waterknodsen, doetebolten enz., — en de smalbladige lischdodde (T. angustifolia L.), ook kleine hanebolten en sneelings genoemd, met smallere, naar onderen gootvormige bladeren, terwijl de mannelijke en vrouwelijke bloemen door eene kleine tusschenruimte gescheiden zijn. Beide soorten heeten kannewasschers en doedels; zij worden 1 tot 1½ Ned. el hoog, en men gebruikt het pluis der bloemkolven tot het vullen van bedden.

< >