Lipman (Samuël Philippus), een verdienstelijk Nederlandsch regtsgeleerde, geboren te Londen den 27sten April 1802, vertrok in 1807 met zijne ouders naar Glückstadt in Holstein, alwaar hij de lagere school en het gymnasium bezocht, verhuisde later naar Hamburg en keerde na het herstel van den Vrede naar Londen terug. In 1818 kwam hij te Amsterdam, woonde er een half jaar de lessen op de Latijnsche school bij en werd in September 1819 student te Leiden. Reeds in 1822 promoveerde hij er tot doctor in de beide regten op eene dissertatie: „De jure nuptiarum Romano atque hodierno” en vestigde zich als advocaat te Amsterdam, waar hij weldra eene uitgebreide practijk bezat. Nadat hij, Israëliet van afkomst, in 1852 tot de R. Katholieke Kerk was overgegaan, verliet hij in 1857 Amsterdam, om te ’s Gravenhage als advocaat bij den Hoogen Raad wat meer rust te genieten, vooral daar hij zich gaarne met wijsbegeerte en godgeleerde studiën bezig hield.
Hij overleed op den huize Wisseloord bij Hilversum den 7den julij 1871. Sedert 1841 was hij ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw', — voorts ridder van het Legioen van Eer, van de Poolster en van den H. Gregorius de Groote, alsmede lid van de Leidsche Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde en van andere geleerde genootschappen. Behalve een aantal pleitredenen en opstellen in dagbladen en tijdschriften schreef hij: „Essai historique sur les surséances (1827)”, — „De scheiding van België in derzelver gevolgen getoetst (1830, 3 stukken)”, — „Wederlegging van het stelsel van G. K. grave van Hogendorp omtrent de Belgische aangelegenheden (1830)”, — „De vrede (1830)”, — „Gedenkstuk van den heldendood van J. C. S. van Speyk (1831)”, — „Hollands Marine (1831)”, — „Geschiedenis van de staatkunde der voornaamste Mogendheden van Europa sedert den val van Napoleon tot heden (1832—1834, 2 dln)”, — Redevoering, gehouden ter gelegenheid van de openbare vergadering van het Nederlandsch Israëlietisch Seminarium, in de groote gehoorzaal van het Athenaeum Illustre te Amsterdam (1841)”, — „Brieven van een R. Katholieken leek over de R. Katholieke Kerk en de Hervorming (1858 en 1857), — eene nieuwe Nederlandsche vertaling van het Nieuwe Testament (1859 enz., voltooid door Schaepman)", — en Nederlandsch constitutioneel archief van alle Koninklijke aanspraken en parlementaire adressen (1847—1863 4 verzamelingen).”