Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Lioe-Kioe

betekenis & definitie

Lioe-Kioe, in het Chineesch Liéoe-Kiéoe, in het Japansch Rioe-Kioe, door de inboorlingen Lioet-Sjioe en door de Engelschen Loochoo genoemd, is de algemeene naam van eene van Formosa naar Japan in noordoostelijke rigting zich uitstrekkende reeks van 92 meestal kleine eilanden, welke op nagenoeg 126 geogr. mijl omstreeks 1/2 millioen inwoners tellen en een koningrijk vormen, dat schatpligtig is aan China. Die eilanden zijn gesplitst in 3 groepen, men heeft namelijk in het zuiden de 23 Sannan-eilanden, ook Miako- of Maiako-Sima geheeten, met eene oppervlakte van bijna 341/2 geogr. mijl, waaronder zich Ysikaki- of Ligaki-Sima (9 geogr. mijl), Neohio- of Njoefjo-Sima (van dergelijke grootte) en Miako of Koeng-Koetao (bijna half zoo groot) bevinden, — in het midden de 53 Zjoesan of Tsjoesan-eïlanden (niet te verwarren met de evenzoo genoemde Chinésche kusteilanden) met eene oppervlakte van 461/2 geogr. mijl, waaronder zich Ohinawa- of Okinawa-Sima of Groot-Liéoe-Kiéoe (ruim 37 geogr. mijl) bevindt, — en ten noorden de 16 Sanbok-Eilanden met eene oppervlakte van 441/2 ☐ geogr. mijl, van welke Oho-Sima (241/4de geogr. mijl) het grootste is.

Het grootste eiland, zooals wij reeds zeiden Groot-Liéoe-Kiéoe geheeten, is bergachtig en levert fraaije natuurtafereelen. Zijn bodem is de opgestuwde bedding der zee. Bosschen van naaldhout kroonen de heuvels, — tuinen en graanvelden bedekken de berghellingen en dalen , en in het algemeen is het klimaat er gematigd, gezond en gunstig voor den landbouw. Aardbevingen worden er dikwijls gevoeld, maar veroorzaken er geene schade. Men vindt er ijzer, steenkolen en zwavel. Het voornaamste voortbrengsel is er rijst, — voorts verbouwt men er gierst, bataten, suikerriet, katoen, tabak, indigo enz. Vooral groeit er veel bamboes, en geheele dorpen liggen er in dit gewas verscholen. Men schat het aantal bewoners op 150tot 200000; zij schijnen een gemengd ras te vormen van Aino en Chinézen, evenals in Japan.

Trouwens zij gelijken veel op Japannézen. Zij worden voorgesteld als zeer welwillend en zachtmoedig, maar tevens verwijfd en teruggetrokken. Immers behalve Japannézen mogen er geene vreemdelingen zich vestigen of in het huwelijk treden. De geringere volksklasse bevindt er zich in een betreurenswaardigen toestand, daar zij werken moet, om den lediggang der aanzienlijken te bevorderen. Het besproeijingstelsel wordt er met goed gevolg in toepassing gebragt en is zeer bevorderlijk voor den landbouw. Alleen inboorlingen van Japan worden er toegelaten tot het handelsverkeer.

De oorspronkelijke godsdienst is aldaar de leer van Confucius, maar ook het Boedhaïsmus heeft er talrijke aanhangers. Van de staatsregeling is weinig bekend, doch het bestuur schijnt er in handen te wezen van eene wetenschappelijke aristocratie. Men spreekt tegen vreemdelingen van een Koning der eilandengroep, maar niemand heeft hem ooit gezien, daar in zijne plaats steeds eene soort van stadhouder optreedt. Ook wordt er het spionnenstelsel op groote schaal gehuldigd. De hoofdstad Sjoei of Sjoedi, in het zuidwestelijk gedeelte van Groot-Liéoe-Kiéoe gelegen en door een kasteel versterkt, is eene zeer nette plaats en bevat een koninklijk paleis.

Een kunstweg, ter lengte van een uur gaans, leidt naar de havenstad Nawa, de stapelplaats van den handel, met 4000 huizen en 20000 inwoners. Ook deze stad is regelmatig gebouwd en heeft een aangenaam voorkomen. — De LioeKioe-eilanden werden eerst in de 16den eeuw door Europeanen vermeld, en sedert den eersten Engelsch-Chinéschen oorlog wekten zij de opmerkzaamheid wegens hunne ligging. In 1846 vestigde zich op het grootste eiland de geneesheer en Protestantsche zendeling dr. Bettelheim, die er de koepokinenting invoerde, maar er gedurende zijn negenjarig verblijf aanhoudend door de inboorlingen in een staat van blokkade gehouden werd, zoodat hij zich evenmin met de gesteldheid van het eiland kon bekend maken als de Fransche pater Forcade (1844) vóór hem en de bisschop van Victoria na hem. De Noord-Amerikaansche commodore Perry, die van de Japansche regéring de verklaring ontving, dat zij geene aanspraak maakte op de souvereiniteit dier eilanden (1854), sloot er met den stadhouder een verdrag, volgens hetwelk het aan Amerikaansche schepen geoorloofd zou zijn, in iedere haven hout en water in te nemen en handel te drijven. Na het openstellen der Chinésche en Japansche havens hebben deze eilanden veel van hun gewigt verloren.

< >