De hoofdstad van de Zuid-Amerikaansche republiek Peru en te voren van het evenzoo genoemde Spaansche vice-koningrijk, ligt 1½ geogr. mijl van de Zuidzee, aan de Rimac op eene langzaam uit zee zich verheffende, niet zeer vruchtbare vlakte, die amphitheatersgewijs door uitloopers der Cordillera’s is ingesloten. Het hoogste gedeelte is omgeven door een muur van gebakken steen, waarin zich 7 poorten en 2 spoorwegopeningen bevinden. De stad is regelmatig gebouwd en heeft regthoekig elkander snijdende, gedeeltelijk van kanalen doorsneden en met gas verlichte, maar morsige straten. De huizen, uit hout en gebakken steen of leem opgetrokken, hebben gewoonlijk geene verdieping, maar een zeer grooten omvang.
Door vele bronnen en fonteinen, alsmede door eene in 1857 aangebragte waterleiding wordt de stad behoorlijk van drinkwater voorzien. Er zijn 33 groote en kleine pleinen; tot deze behoort de Plaza de armas, welke door de hoofdkerk en andere openbare gebouwen, woonhuizen en bogengangen omringd en in het midden met eene prachtige fontein versierd is. Genoemde hoofdkerk, in 1535 door Francisco Pizarro gesticht, doch eerst na verloop van 90 jaren voltooid, is in 1746 door eene aardbeving verwoest, maar in renaissancestijl weder opgebouwd. Daarenboven heeft men er 62 kerken en kapéllen, waaronder zich vele, gedeeltelijk reeds opgehevene kloosters bevinden. Van laatstgenoemde is het Franciscaner klooster het grootste, en het Dominicaner het schoonste; in de kerk van deze worden de glansrijke feesten van Nuestra Sénora de Barbaneda in September gedurende acht dagen gevierd. Andere merkwaardige gebouwen zijn: dat der universiteit, in 1570 gesticht, met de zittingszaal der afgevaardigden, het secretariaat en het archief van het Congrès en de vergaderzaal van het geneeskundig genootschap, — het ruime gebouw der munt, — het oude tolhuis, thans in eene normaalschool, herschapen, — het voormalig collegie der Jezuïeten , — en inzonderheid de prachtige gevangenis, in 1856-1863 naar Amerikaansch modél gebouwd. Men vindt er voorts een bronzen standbeeld van Bolivar en een marmeren van Columbus. Lima telt ruim 121000 inwoners, en het aantal Blanken, Creolen en vreemdelingen bedraagt er naauwelijks een vierdedeel der bevolking; ook de Negers vormen er een vierdedeel, en de overigen zijn Indianen en Kleurlingen.
De meeste Blanken zijn er kooplieden, grond- en mijn-eigenaars, ambtenaren, geleerden, kunstenaars enz. De groot- en zelfs de detailhandel is er geheel en al in de handen van vreemdelingen. — Lima is de zetel van de regéring, van een aartsbisschop en van het hooggeregtshof. Men houdt haar nog altijd voor de rijkste stad van Spaansch Zuid-Amerika. Trouwens zij is een belangrijk middelpunt van den handel in Peru, daar er jaarlijks voor 10 millioen pesos buitenlandsche goederen worden ingevoerd, welke grootendeels aldaar worden verbruikt. Daarentegen ontbreekt alle uitvoer, daar de stad niets voortbrengt. Hare haven is Callao, door welke zij met alle havens der Zuidzee en met de voornaamste van Europa in verband staat. Wetenschappelijke instellingen zijn er slechts weinige en zij munten ook niet uit. De universiteit San Marcos, in 1551 door keizer Karel V gesticht en na hare hervorming in 1614 de meestberoemde van Amerika, is zoo goed als opgeheven.
Daarenboven bestaan er 2 vakscholen, namelijk eene geneeskundige school, in 1810 gesticht, met 17 professoren, en het collège van San Carlos (een voormalig collège der Jezuïeten) voor wijsbegeerte, regtsgeleerdheid en natuurwetenschap. Ten behoeve van toekomstige godgeleerden bestaat sedert 1591 het aartsbisschoppelijk seminarium van Santo-Toribio (een Franciscaner klooster) met 11 professoren en 200 studenten. Ook werd er in 1864 een instituut voor kunst en nijverheid geopend. Voorts heeft men er eene normaalschool, eene krijgskundige school en een 40-tal andere scholen. Van de boekerijen is alleen de Nationale Bibliotheek merkwaardig; daaraan is een kabinet van oudheden en een muséum voor natuurlijke historie verbonden. Ook heeft men er van ouds talrijke instellingen van weldadigheid, bijv. een vondelingshuis, een weeshuis, een krankzinnigengesticht enz.
In weerwil van alle kerkelijke dweeperij is het volk er verslaafd aan verkwisting en genotzucht. De voornaamste vermaken zijn er de talrijke kerkelijke feesten, de stierengevechten in den circus, de schouwburg, hanengevechten in den Circo de Gallos en rijtoeren door de wandelparken. In 1535 werd Lima door Francisco Pizarro gesticht en met den naam Ciudad de los Reyes bestempeld; eerst later ontleende zij haren tegenwoordigen naam aan de rivier Rimac. Van 1582 tot 1828 werd zij meer dan 20-maal door geweldige aardbevingen geteisterd. Geringere aardschokken gevoelt men er gemiddeld achtmaal in ieder jaar. De vreeselijkste aardbeving was die van 28 October 1746, toen van de 60000 inwoners omstreeks 5000 den dood vonden onder de instortende gebouwen. — Lima is thans het vereenigingspunt van onderscheidene spoorwegen, welke vanhier zich uitstrekken naar Chancay, naar Callao, naar Chorrillos en naar La Oraya, terwijl er in aanbouw zijn naar Magdalena en naar Pisco.