Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lenström

betekenis & definitie

Lenström (Karl Julius), een Zweedsch schrijver, geboren den 7den Mei 1811 te Gefle, studeerde sedert 1830 in de godgeleerdheid te Upsala, waar hij in 1836 leeraar werd in de geschiedenis en letterkunde.

Nadat hij er voorts geruimen tijd het hoogleeraarsambt in de aesthetica vervuld had, volbragt hij in 1840 eene reis door Denemarken en Duitschland, ontving de priesterwijding, en werd in 1843 lector in de wijsbegeerte aan het gymnasium van zijne geboorteplaats. Sedert 1845 is hij geplaatst als godsdienstleeraar te Wester-Löfsta in Westmanland. Op het gebied der letterkunde maakte hij zich het eerst bekend in 1835 door zijne scherpe boekbeoordeelingen in het: „Tijdschrift der vereeniging van Zweedsche letterkundigen”. Even onverbloemd sprak hij zijne gevoelens uit in zijn blad: „Eos (1831-1840)”, en leverde eene „Proeve van een aesthetisch handboek (1836)” en eene „Geschiedenis van de theorie der kunst (1839, 2 dln)”, alsmede een aantal kleinere geschriften.

Voorts schreef hij werken: „Over de dialecten (1841)”, — een „Handboek der geschiedenis van de Poëzij (1840, 2 dln)”, — eene „Geschiedenis der Zweedsche dichtkunst (1839-1840, 2 dln)”,— eene „Geschiedenis van Zweedsche kunst en letterkunde (1841)”, — eene „Bloemlezing van Zweedsche gedichten (1840-1841, 3 dln)” enz. Als dichter gaf hij „Sigurd och Brynhilda (1836, in 24 zangen)”, — het tooneelspel „Nero (1838)”, enz., terwijl hij daarenboven onderscheidene godgeleerde werken ter perse legde.

< >