Lemercier (Louis Jean Nepomucène), een Fransch dichter en tooneelschrijver, geboren te Parijs den 21sten April 1771, trad op 15-jarigen leeftijd reeds op met het treurspel „Méléagre”, dat groote verwachtingen deed ontstaan. Meer bijval vond echter zijn: „Lévite d’Ephraïm”, een stuk, dat in 1795 werd opgevoerd. Na het eindigen zijner studiën bepaalde hij zich bij het beoefenen der letteren.
Onder zijne treurspelen wordt de hoogste lof toegekend aan: „Agamemnon (1796)”; hij had zich in dit stuk onderworpen aan de wetten der klassieke dramaturgie. In de volgende: „Ophis (1798)”, — „Isule et Orovère (1803)”, — „Baudouin empereur (1808)”, — „La démence de Charles VI (1814)”, —„Frédegonde et Brunehaut 1816)”, — „Charlemagne (1718)”, — „Clovis (1820)”, — „Louis IX en Egypte (1821)”, — en „Les martyrs de Souli (1825)” veroorloofde hij zich afwijkingen van die regels en vond om die reden geene toejuiching. Zijne meest beroemde historische comedie is „Pinto (1808)”, welke eerst in 1834 kon worden opgevoerd en groot opzien baarde.
Voorts vermelden wij : „Richelieu on la journée des dupes”, een stuk, dat van 1804 tot 1828 in handen der regéring bleef, — „L’ostracisme ou la comédie grecque (1808)”, — en „Christ. Colomb (1809)”. Ook noemen wij het blijspel: „Le corrupteur (1822)”, — de tragicomedie : „Dame Censure ou la corruptrice (1826)”, — het drama: „Richard III et Jeanne Shore (1824)”, — en de melodrama’s „Les deux filles spectres (1827)”, — en „Les serfs polonais (1830)”. Groot is wijders het aantal van zijne epische en didactische dichtwerken, zooals: „Panhypocrisiade (1819—1822, in 20 zangen)”, — „L’Atlantiade ou la théogonie Newtonienne (1812, in 6 zangen)”, — „Les âges françaises (1803, in 15 zangen)”, — en „Les chants héroïques des montagnards et matelots grecs, traduits en vers français (1824—1825, 2 dln)”. Eindelijk schreef hij nog: „Alminty ou le mariage sacrilège, (1833)”, — en „Cours analytique de littérature générale (1817, 4 dln)”. Hij was 'lid van het Instituut, en overleed te Parijs den 7den Junij 1840.
Lemierre Lemierre (Antoine Marin) of Lemière, een Fransch tooneeldichter, werd geboren te Parijs den 12den Januarij 1723. Hij genoot eene zorgvuldige opvoeding en wekte, na het voleindigen zijner studiën, de belangstelling van den pachter-generaal Dupin, die hem met den titel van secretaris aan zijne dienst verbond. Hij dong meermalen naar den prijs bij de Académie en zag 6 dichtstukken bekroond. Zijn eerste treurspel: „Hypermnestre” werd in 1758 opgevoerd en, in weerwil van de scherpe critiek van Fréron, met grooten bijval ontvangen. Minder goed bevielen zijne volgende treurspelen.
Van deze noemen wij: „La veuve du Malabar (1770)”, — „Barnevelt (1784)”, — en „Guillaume Teil”. Ook leverde hij onderscheidene andere dichtstukken, zooals: „La peinture (1769)”, — „Les fastes ou les usages de 1’année (1779)”, — en „Pièces fugitives (1782)”. Hij werd lid der Académie en overleed in armoede te St. Germain-en-Laye den 4den julij 1793. Zijne „Oeuvres” werden in 1810 door Perrin in 3 deelen in het licht gezonden.