Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lehmann

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Johann Georg Lehmann, een verdienstelijk cartograaf, geboren den 11den Mei 1765 bij Baruth. Hij was de zoon van een behoeftigen molenaar, ontving eene zeer gebrekkige opleiding, kwam als knecht op den molen en was vervolgens gedwongen om de wapens te dragen. Weldra was hij schrijver bij zijne kompagnie en ontving te Dresden verlof om er de militaire school te bezoeken. Men droeg hem onderscheidene topographische werkzaamheden op, en hij volbragt deze zoo goed, dat generaal von Langenau hem tot sergeant bij zijn regiment benoemde. Weldra echter nam hij zijn ontslag en volbragt, zonder hulp van een landmeter, de opmeting van 26 □ geogr. mijl van het Ertsgebergte, alsmede van onderscheidene riddergoederen. Gebrek aan de noodige instrumenten was oorzaak, dat hij op eene even vernuftige als practische wijze door een toestel van eigen vinding daarin wist te voorzien.

In zijne: „Darstellung einer neuen Theorie zur Bezeichnung der schiefen Flächen im Grundrisz (1799)” legde hij de beginselen bloot van de naar hem genoemde terreinteekening, waarbij door de min of meer donkere schaduwen de helling van den bodem wordt aangewezen. Later werd hij opzigter der wegen in het arrondissement Wittenberg en in 1793 officier en leeraar aan de ridder-académie te Dresden. In 1806 zag hij zich geplaatst bij den staf der Saksische kwartiermeesters, en in 1807 was hij als kapitein-kwartiermeester tegenwoordig bij de belegering van Dantzig en vervolgens bij de blokkade van Graudenz. Vanhier vertrok hij met den generalen staf naar Warschau, doch ziekelijkheid deed hem in 1809 naar Dresden terugkeeren, waar hij als majoor en directeur der opmetingskamer op den 6den December 1811 overleed. Van zijne platte gronden zijn die van Warschau en Dresden en de topographische kaart der omstreken van Dresden het meest beroemd. Zijn belangrijkst geschrift: „Die Lehre vom Situationszeichnen (1812— 1816, 2 dln)” is eerst na zijn dood in het licht verschenen; zijne methode van terreinteekening is met eenige wijziging algemeen in zwang gekomen.

Joseph Lehmann, een verdienstelijk Duitsch letterkundige. Hij werd geboren te Glogau den 28sten Februarij 1801, ontving zijne opleiding te Breslau en trad in dienst bij een lakenfabriekant te Berlijn, waar hij betrekkingen aanknoopte met onderscheidene letterkundigen. Onder den pseudoniem H. Anselmi leverde hij weldra gedichten in den: „Gesellschafter” van Gubitz en legde zich met zooveel ijver toe op de nieuwe talen, dat hij binnen korten tijd bekend was met het Fransch, Engelsch, Italiaansch, Nederlandsch, Zweedsch, Portugeesch en Noorweegsch, terwijl hij ook de Oostersche talen beoefende. Toen voorts de legatieraad von Philipsborn door den Koning belast was met de stichting van een officieel dagblad, werd Lehmann, op aanbeveling van Alexander von Humboldt, aan het hoofd van de redactie der: „Preuszische Staatszeitung” geplaatst. Na de Julij-omwenteling van 1830 gaf hij zijn: „Magazin für die Literator des Auslandes” in het licht, en in 1849 was hij eenigen tijd verbonden aan de redactie van de: „Constitutionelle Zeitung”.

Hij vestigde zich toen in zijne geboortestad, waar hij weldra lid van den gemeenteraad, directeur van den Neder-Silézischen spoorweg en eereburger werd. In 1865 vertrok hij weder naar Berlijn, om in zijn: „Magazin” de Duitschers op de hoogte te houden der buitenlandsche letterkunde. Vooral de groote strijd van 1870 en 1871 wekte zijne belangstelling en geestdrift, en in persoon bezocht hij de pas verworvene landen. Rusteloos zorgde hij — tot in zijne laatste dagen toe — aan de verbetering van zijn tijdschrift en overleed den 19den Februarij 1873.

Peter Martin Orla Lehmann, een Deensch staatsman en een van de hoofdleiders der nationaal-liberale partij. Hij werd geboren te Kopenhagen den 19den Mei 1810, studeerde aldaar en aan Duitsche universiteiten in de regten en verwierf als medewerker aan het dagblad : „Fädrelandet” en als redenaar in openbare vergaderingen weldra een goeden naam. Bepaaldelijk hield hij te Kopenhagen op den 4den November 1836 eene redevoering over het Deensch element in Sleeswijk, waardoor de Deensche beweging in dat hertogdom ontstond. Tevens werkte hij met grooten ijver aan de invoering eener vrijzinnige grondwet in het koningrijk Denemarken, en als woordvoerder eener deputatie uit de studentenvereeniging te Kopenhagen was hij de eerste, die aan koning Christiaan VIII na zijne troonsbeklimming (4 December 1830) dien volkswensch voorlegde. Daardoor berokkende hij zich het ongenoegen der regéring, maar werd daarentegen gekozen tot lid van den gemeenteraad van Kopenhagen en tot afgevaardigde naar de Provinciale Staten. Wegens eene redevoering, den 30sten Januarij 1841 gerigt tot de kiezers op het eiland Falster, werd hij voor de regtbank geroepen en tot eene gevangenisstraf van drie maanden veroordeeld.

Hierdoor klom zijne populariteit. Bij de staatkundige omwenteling van 1848. was hij de hoofdleider der bevolking in Kopenhagen, werd als minister zonder portefeuille lid van het Casino-ministérie, en zag zich na de aftreding van dit laatste tot ambtman van Veile (Jutland) benoemd. Toen hij gedurende den dag van 23 April 1849 in de stad Kolding verscheen, werd hij door de Sleeswijk-Holsteiners gevangen genomen en hij bleef eenigen tijd op het kasteel Gottorp in hechtenis. Daarna keerde hij terug tot zijn post, en belastte zich in 1861 in het kabinet Hall met de portefeuille van Binnenlandsche Zaken. Hij trad af op het einde van 1863, leidde vervolgens te Kopenhagen een ambteloos leven, en overleed aldaar den 13de September 1870. — Zijn neef Theodor Heinrich Wilhelm Lehmann, geboren te Rensburg den 22sten November 1824, studeerde en promoveerde in de regten, had grooten invloed op de Sleeswijk-Holsteinsche aangelegenheden en overleed te Kiel den 29stenJulij 1862.

< >