Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lauderdale

betekenis & definitie

Lauderdale is het dal van de rivier de Lauder, waaraan het oud-Schotsche geslacht Maitland van Thirlestane en Leithington, afstammende van sir Richard de Maitland, die in de 13de eeuw leefde, den grafelijken en hertogelijken titel ontleende. Van dat geslacht noemen wij: William Maitland van Leithington, staatssecretaris ten tijde van Maria Stuart. Hij nam ijverig deel aan de woelingen van zijn tijd en bragt zich den 9den Junij 1573 om het leven, om bij de overgave der vesting van Edinburgh niet in de handen der vijanden te vallen. — John, tweede graaf van Lauderdale, eerst een ijverig Presbyteriaan en daarna een vurig Koningsgezinde. Hp werd onder Karel II lid van het Cabalministérie, zag zich in 1672 tot hertog verheven, en maakte zich in Schotland gehaat door zijne gestrengheid.

Walter Scott heeft hem geschilderd in „Old Mortality”. Hij overleed in 1682. — James Maitland, achtste graaf van Lauderdale, een uitstekend staatsman en schrijver over staathuishoudkunde. Hij werd geboren den 26sten Januarij 1759, studeerde te Glasgow en begaf zich vervolgens naar Parijs. In 1780 vestigde hij zich in zijn vaderland als advocaat en zag zich weldra gekozen tot lid van het Lager Huis. Hier schitterde hij als redenaar en behoorde in 1787 tot de commissie, die eene aanklagt inleverde tegen Warren Hastings. Nadat hij in 1789 de titels van zijn vader geërfd had, werd hij, tegen den wensch van het ministérie, in Schotland tot pair gekozen. Met goed gevolg bestreed hij het kabinet, toen het, ten gevolge der inneming van Otsjakow, den oorlog wilde verklaren aan Rusland, terwijl hij tevens de gedragslijn af keurde, die men met betrekking tot het revolutionaire Frankrijk volgde. In 1792 volbragt hij zelfs eene reis naar Parijs en knoopte er betrekkingen aan met de Girondijnen.

Toen zijn vriend Fox de teugels van het bewind aanvaardde, werd Lauderdale pair van Groot-Brittanje, lid van het privy council en grootzegelbewaarder van Schotland. In 1806 droeg men hem op, om met Frankrijk over den vrede te onderhandelen, maar hij verliet Parijs, toen Napoleon tegen Pruissen te velde trok. Bij de verandering van het ministerie in 1807 verloor hij zijne waardigheden en zette zich weder op de banken der oppositie. In latere jaren week hij echter af van zijne vrijzinnige rigting, en in 1821, ter gelegenheid van het procés van koningin Caroline, ondersteunde hij de regering. Ook verzette hij zich met kracht tegen de Parlementshervorming en werd eindelijk de hoofdleider der Schotsche Tories.

Nadat hij zich wegens gevorderden leeftijd van het staatkundig tooneel verwijderd had, overleed hij op den 13den September 1839 op zijn voorvaderlijk kasteel Thirlestane bij Berwick. Van zijne talrijke vlugschriften vermelden wij: „Enquiry into the nature and origin of public wealth (1804)”. Zijne beide zonen Thomas en Anthony overleden kinderloos, en laatstgenoemde werd opgevolgd door Thomas Maitland, vice-admiraal der Britsche marine, elfde graaf van Lauderdale, en geboren in 1803. — Tot hetzelfde geslacht behoorde sir Frederik Lewis Maitland, geboren in 1776, die in 1815 Napoleon ontving op de „Bellerophon”, op welken bodem hij bevel voerde. Hij werd kommandeur van de Bath-orde en schout-bij-nacht, en overleed den 30sten December 1839 als opperbevelhebber der vloot in de Indische Zee.

< >