Larve (larva) was bij de Romeinen eene der vele namen van spookachtige verschijningen , die volgens hun bijgeloof onheil of zelfs den dood voorspelden. Wijders gebruikten zij dat woord om het masker aan te duiden, waarmede men op het tooneel, bij gewijde plegtigheden en bij feestelijke optogten het gelaat bedekte. — Eindelijk geeft men den naam van larven aan dieren in een onvolkomen toestand van ontwikkeling, waarin zij nog ongeschikt zijn voor de voortplanting. De larven van insecten — bijv. de rupsen van vlinders, de maden van vliegen enz. — zijn ons het meest bekend.
Ook bij de gewervelde dieren is de toestand van larve geene zeldzaamheid. Men merkt dien op onder de visschen bij den negenoog, en onder de kruipende dieren bij de kikvorschen. De kennis der larven spreidt vaak een verrassend licht over de overeenkomst van dieren, welke oppervlakkig volstrekt niet op elkander gelijken.