Lansbergen (Philippus van), een zoon van Daniël van Lansbergen, heer van Meulenbeke en tevens een verdienstelijk sterrekundige, werd geboren te Gent in 1561, oefende zich in Frankrijk en Engeland in de godgeleerdheid en wiskunde, en aanvaardde de betrekking van predikant te Antwerpen. Toen deze stad in de magt van Parma was gevallen, ontving hij een beroep naar Amsterdam en naar Goes, en vertrok in 1586 naar laatstgenoemde stad. Later woonde hij te Middelburg, alwaar hij den 8sten November 1632 overleed. Van zijne geschriften vermelden wij:
„Christelycke overdenckinge des doots, tot beteringhe des leven (1604 en 1629)”, doch deze moeten volgens anderen aan den Remonstrantschen predikant Towneurius Lansbergen worden toegekend, — voort: „Sermones III in catechesin religionis christianae (1594 en later bij herhaling)”, — en „Bedenkingen op den jaerlykschen en dagelyksche loop des aardkloots (1629)”, welke sommigen aanspoorden om den stilstand der aarde te verdedigen. Zelfs vindt men vermeld dat Lansbergen wegens zijn gevoelen omtrent den stilstand der zon en de beweging der aarde van zijn predikambt te Goes is ontzet. Hij vestigde zich vervolgens te Middelburg, waar hij zich met de beoefening der wis-, sterre- en geneeskunde bezig hield, terwijl de Staten van Zeeland hem een jaarlijksch tractement toelegden. Voorts leverde hij nog: „Chronologiae sacrae libri sex (1624 en 1645)”, — „Cyclometriae novae libri duo (1616 en 1628)”, — „Astrolabium (1633)”, — „Progymnasmatum astronomiae restitutae liber primus (1629)”, — „Uranometriae libri tres (1631)”, — „Triangulorum geometricorum libri quatuor (1631)”, — „Introductio in quadrantem, cum astronomicum tum geometricum (1633)”, — „Horologiographia nova”, — „Tabulae motium coelestium perpetuae, ex omnium temporum observationibus constructae”, waaraan hij 40 jaren arbeidde, — „Observationum astronomicarum thesaurus”, — en „Van de vlakte (1666)”, terwijl zijne „Opera omnia” in 1663 zijn uitgegeven.