Lans (De) is een stootwapen, bestaande uit een schacht ter lengte van 3 of 4 Ned. el, welke voorzien is van eene scherpe ijzeren punt, waaraan gewoonlijk een vaantje of vlaggetje wappert. Zij is dus eigenlijk eene soort van spies, die van oudsher tot aan het begin der 18de eeuw het belangrijkst wapen van het voetvolk was. Zelfs Montecuculi noemt haar na den Dertigjarigen Oorlog de koningin der wapens. In de middeleeuwen voerden de zwaar-geharnaste ridders eene korte lans, om daarmede hunne tegenstanders uit den zadel te ligten.
In Frankrijk werd voorheen de sterkte der zware ruiterij naar lansen berekend ; eene volle lans (une lance fournie) telde 6 ruiters. In de 2de helft der 164e eeuw begon men echter de ridderlans af te schaffen bij de kavallerie. De thans gebruikelijke lans bij het paardevolk is van Tartaarschen oorsprong, en van de Tartaren overgegaan op de Kozakken en Polen. Daarmede zijn in de 18de eeuw ook in de overige Europésche legers eenige regimenten kavallerie gewapend, welke den naam dragen van uhlanen of lanciers (zie aldaar).