Lade (Eene), met den loop en andere deelen van draagbare vuurwapens verbonden, bestaat uit goed droog noteboomenhout. Men onderscheidt bij het ouderwetsche militaire geweer: de voorlade met de holte voor den loop, de Iaadstokgroef, de borsten voor den midden- en onderband, de ligging voor de bandveeren en voor de laadstokveer, — de versterking, die de ligging van het slot met al zijne deelen, van de staartschroef, de zijplaat en den beugel bevat, — en de kolf met de greep, welke met de rigting van den loop een hoek maakt van 13 tot 15°. Het beslag dient gedeeltelijk tot bevestiging der verschillende deelen van het geweer, deels tot versterking. De loop wordt doorgaans op de versterking bevestigd door eene kruisschroef, soms door een haak met knop, en hij is verder met de lade verbonden door banden of schuiven met pinnen.
De bovenband bestaat meestal uit 2 ringen en eene laadstokpijp, en bij vele geweren is de vizierkorrel op den achtersten ring geplaatst. De banden worden door veeren en borsten aan de lade vastgemaakt. De trekkerplaat en knop dient tot het bevestigen en beschermen van den trekker; bij snellers draagt dit onderdeel den naam van snellerplaat. Tot het beslag der lade behoort wijdere de zijplaat, kolfplaat, laadstokveer, kordonbeugels. trekker, greep- en laadstokbeugel voor sommige pistolen, en draagstang voor karabijnen.