Kromme lijnen of krommen noemt men in de meetkunde zoodanige, die volgens bepaalde wetten ontstaan of beschreven zijn, zoodat zij uitgedrukt kunnen worden door eene vergelijking met 2 veranderlijke grootheden (x en y), welke de afstanden van ieder punt der kromme van 2 gegevene (doorgaans loodregt op elkaar geplaatste) lijnen aanduiden. Deze afstanden (de ordinaat en abscis) noemt men de coördinaten der krommen. Men kent aan de kromme lijnen bepaalde graden toe naar gelang van de magten van x of y in hare vergelijkingen. De kegelsneden z|jn krommen van den tweeden graad.
Bevat zulk eene vergelijking alleen de magten der coördinaten, dan noemt men zulk eene kromme lijn eene transcendente. Tot deze soort behoort de cycloïde. Ook zijn er kromme lijnen, die niet in hetzelfde vlak liggen, zooals de schroeflijn; aan deze geeft men den naam van lijnen van dubbele kromming. Zij worden door 2 vergelijkingen met 3 veranderlijke grootheden uitgedrukt, welke de afstanden van elk punt der kromme van 3 gegevene vlakken aanwijzen.