Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kossuth

betekenis & definitie

Kossuth (Ludwig), de aanvoerder der Hongaarsche omwenteling in 1848, werd geboren den 27sten April 1802 te Monok in het comitaat Zemplin, en ontving zijne opleiding aan het collegie der Piaristen te Satoraljo-Oeihely, daarna aan de Evangelische scholen te Eperies, en studeerde in de regten aan het Hervormd collége te Sarospatak. Na zijne promotie vestigde hij zich in gemeld comitaat als pleitbezorger, had weldra eene drukke practijk en verkreeg er als redenaar grooten invloed. In 1831 ging hij naar Pesth en in het volgende jaar als plaatsvervangend afgevaardigde naar den Landdag. Eene poging, om er als redenaar op te treden, mislukte, zoodat hij er 4 jaren het stilzwijgen bewaren moest.

Inmiddels belastte de liberale partij hem met de redactie van een dagblad, en na het sluiten der vergaderingen van den Landdag gaf hp nog een ander dagblad uit, hetwelk, ter vermijding van de censuur, gesteendrukt werd. De regéring verbood echter de uitgave, liet hem in den kerker opsluiten, en hij zag zich weldra wegens hoogverraad tot vierjarige gevangenisstraf veroordeeld. In 1840 herkreeg hij echter door eene algemeene amnestie zijne vrijheid. Daarna redigeerde hij de „Pesti Hirlap”, waarin hij op eene hervorming der staatsregeling van Hongarije aandrong en zich door zijne radicale beginselen onderscheidde. Verschil met den uitgever was oorzaak, dat hij in 1844 de redactie nederlegde, terwijl de regéring hem niet wilde veroorloven, een eigen dagblad uit te geven. Nu werd hij de stichter en leider van vele vaderlandsche vereenigingen, en in 1847 zag hij zich door het comitaat Pesth als afgevaardigde naar den Landdag gezonden, waar hp zich aan het hoofd plaatste der oppositie en door zijne stoute welsprekendheid schitterde. Hij eischte de vrijmaking der boeren, de opbeuring van den burgerstand, de bevordering der nationaliteit, de vrijheid der drukpers enz., en na de Fransche Februarij-omwenteling eene afzonderlijke regéring voor Hongarije en een verantwoordelijk ministérie, binnen de grenzen des lands gevestigd. Vermaard is vooral zijne redevoering, den 3den Maart 1848 op den Rijksdag uitgesproken.

Toen graaf L. Batthyanyi den 7den Maart daaraanvolgende tot president van een Hongaarsch ministérie was benoemd, belastte Kossuth zich met de portefeuille van Financiën, en na de aftreding van dit ministérie (September) werd hij voorzitter, van de nieuwe commissie tot verdediging des lands. In die betrekking organiseerde hij het verzet tegen de Zuid-Slawische beweging en tegen het Oostenrijksch bewind en wist de Hongaren tot de grootste opofferingen te bewegen. Van den anderen kant werden door zijne ultra-Magyaarsche rigting de overige volken van Hongarije en Siebenbürgen vervreemd van de gemeenschappelijke zaak. De afstand van keizer Ferdinand I en de troonsbeklimming van Franz Joseph (2 December) vonden in Hongarije weinig sympathie, en gedurende den roemrijken vóórjaarsveldtogt van 1849 ging men zelfs nog een stap verder, daar men den 14den en 15den April op den Rijksdag te Debreezin, op voorstel van Kossuth, het huis Habsburg-Lotharingen vervallen verklaarde van het gezag en tot het voeren van den onafhankelijkheidsoorlog besloot. Omtrent de toekomstige grondwet zou men later een besluit nemen, en tot aan dien tijd zag Kossuth zich benoemd tot regérend president of gouverneur. Als zoodanig legde hij den 14den Mei den eed af aan den Rijksdag te Debreezin en deed den 5den Junij zijn zegevierenden intogt in de hoofdstad Ofen-Pesth. Kossuth had op eene tusschenkomst der Westersche Mogendheden ter gunste van Hongarije gehoopt, maar zag zich weldra in zijne verwachtingen bedrogen. Eerlang kwam een groot Russisch leger onder prins Paskewitzj de Oostenrijkers te hulp, zoodat voor Hongarije het uitzigt op redding verdween.

Reeds in het midden van Julij ging Pesth weder verloren, en de gouverneur met zijne regé ring en met den Rijksdag moest telkens verder zuidwaarts wijken. In dat noodlottig tijdperk ontbrak het Kossuth evenzeer aan staatkundige scherpzinnigheid als aan doortastende geestkracht. Terwijl hij in gezwollene proclamatiën het volk tot den strijd der vertwijfeling opriep, daalde zijne magt en invloed meer en meer, zoodat de opperbevelhebber Görgei zich van ai het gezag meester maakte en den gouverneur noodzaakte zijne waardigheid neder te leggen. Den 11den Augustus 1849 droeg Kossuth te Arad de dictatuur aan Görgei over en toog vervolgens over Lugos naar Orsowa. Eene aanmaning van generaal Rem, dien hij onderweg aantrof, om het ambt van gouverneur weder op zich te nemen, wees hij van de hand. Niet ver van de grenzen deed Kossuth de waardigheidsteekenen der Hongaarsche kroon begraven, om ze aan de magt der Oostenrijkers te onttrekken, en zij werden eerst den 8sten September 1853 bij Wahrowa teruggevonden.

Den 17den Augustus 1849 kwam Kossuth, door slechts weinigen vergezeld, op Turksch grondgebied, werd er in hechtenis genomen en bleef eerst te Weddin, later te Sjoemla gevangen. Intusschen wees de Turksche regéring het aanzoek van Oostenrijk, om den vlugteling uit te leveren, bepaald van de hand, en na langdurige onderhandelingen kwam men overeen, dat Kossuth en zijne lotgenooten te Koetahia in Klein-Azië opgesloten zouden worden (1850). Derwaarts zag hij zich gevolgd door zijne echtgenoote Theresa Mezleny, waarna ook zije kinderen, 2 zonen en ééne dochter, van de Oostenrijksche regéring verlof verkregen om naar Koetahia te reizen. Nadat Kossuth door tusschenkomst der Britsche en Noord-Amerikaansche regéring den 9den September 1851 zijne vrijheid herkregen had, begaf hij zich met het Noord-Amerikaansche stoomfregat „Mississippi” over Engeland naar de Vereenigde Staten. H{j werd er met vele blijken van sympathie ontvangen en zocht er door zijne redevoeringen vrienden te winnen voor de Hongaarsche onafhankelijkheid. In Junij 1852 keerde hij naar Londen terug en vestigde aldaar zijn verblijf, hoopvol uitziende naar gunstiger tijden voor zijn vaderland.

< >