Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kosegarten

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Ludwig Theobul Kosegarten, een Duitsch dichter, geboren te Grevesmühlen in Mecklenburg den 1sten Fehruarij 1758. Hij studeerde te Greifswald, was daarna rector der Latijnsche school te Wolgast en zag zich in 1792 beroepen als predikant te Altenkirchen op het eiland Rügen. Op dit aartsvaderlijk eiland wijdde hij zich aan de beschouwing der natuur, aan het genot des huiselijken levens, aan de wetenschap en aan de dichtkunst, en bekleedde er zijn ambt gedurende eene reeks van gelukkige jaren, totdat hij in 1808 de betrekking aanvaardde van hoogleeraar in de geschiedenis te Greifswald, alwaar hij den 26sten October 1818 als rector der universlteit overleed. Hij verwierf op het gebied der letterkunde grooten roem door zijne romans, waartoe „Ida von Pleszen (2 dln)” behoort, — voorts door zijne: „Gedichte (1788, 2 dln)”, — „Rhapsodien (1790—1801, 3 dln)”, — „Romantische Dichtungen (1800—1806,5 dln)”, — „Legenden (2 dln; nieuwe druk 1816)”,— „Jucunde (7de druk 1855)” — en „Die Inselfahrt (1804)”. Voorts heeft hij voortreffelijke vertalingen geleverd. Vooral ook was hij een welsprekend redenaar, en zijne: „Reden und kleinere prosaischen Schriften (1831—1832)” zijn door Mohnïcke in het licht gegeven. Eene gezamenlijke uitgave zijner: „Lyrische Dichtungen (1823—1825, 12 dln)” is bezorgd door zijn zoon J. G. L. Kosegarten.

Johann Gottfried Ludwig Kosegarten, een verdienstelijk beoefenaar der Oostersche letteren en een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Altenkirchen op het eiland Rügen den 10den September 1792, studeerde te Greifswald in de godgeleerdheid en in de letteren, en ging in 1812 naar Parijs, om zich op het Oostersch toe te leggen. Na zijn terugkeer werd hij in 1815 adjunct bij de theologische en philosophische faculteit te Greifswald, in 1817 gewoon hoogleeraar te Jena, en ging als zoodanig in 1824 weder naar Greifswald. Hij overleed aldaar den 18den Augustus 1860. Van zijne geschriften vermelden wij: „Chrestomathia Arabica 1828)”, — eene uitgave der „Moallaka” van den Arabischen dichter Amroe-ben-Kelthoem (1819), — de annalen van Tabari (1831—1837, 2 dln), alsmede studiën over het Sanskriet, —voorts: „Pomeriana (1816—1817, 2 dln)”, — „Pommerische und rügische Geschichtsdenkmäler (1834)”, — en „Codex Pomeraniae diplomaticus (1843—1862, met Hasselbach), — eindelijk een onvoltooid: „Wörterbuch der niederdeutsche Sprache (1855)”, — en „Geschichte der Universitat Greifawald (1856, 2 dln)”.

< >