Kopten is de naam van de Christel pke nakomelingen der oude Egyptenaren. Men heeft hun naam afgeleid van Koplos, eene stad in Opper-Egypte, werwaarts vele Christenen gedurende de vervolgingen der Romeinsche Keizers de wijk genomen hadden, of ook wel van Jakobieten, den naam eener secte, die in Egypte sterk vertegenwoordigd is; doch de meesten houden hem met meer regt voor eene verbastering van den oorspronkelijken naam Aegypti. Daar te lande heeten zij Oibt, in het enkelvoud Obti. Hun aantal bedraagt er thans niet meer dan 150000, en van deze zijn 10000 te Cairo gevestigd.
Zij zijn niet lang van gestalte, hebben zwarte oogen, gekroesd haar en gelijken in vele opzigten op de oude Egyptenaren, van wie zij ook de besnijdenis hebben overgenomen. Hun gewaad gelijkt op dat der Mohammedanen, doch zij onderscheiden zich gewoonlijk door een zwarten tulband. Hun karakter is wantrouwend, bedriegelijk en hebzuchtig. Van ouds munten zij uit door bedrevenheid in het rekenen, weshalve velen van hen invloedrijke betrekkingen bekleeden. Hunne godsdienstige begrippen komen overeen met die der Jakobieten, en slechts weinigen van hen hebben zich vereenigd met de R. of Grieksch Katholieken. Hunne vaderen zijn, naar hunne meening, tot het Christendom gebragt door Marcus, dien zij als den eersten patriarch van Alexandrië beschouwen, en de tegenwoordige patriarch, schoon te Caïro gevestigd, voert nog altijd dien titel. Hij wordt uit de monniken van het klooster van den Heiligen Antonius door zijn voorganger aangesteld of door het lot gekozen en mag niet in het huwelijk treden. Hij benoemt den metropolitaan der Abessiniërs, benevens een aantal bisschoppen.
De Kopten handhaven zeer naauwgezet hunne godsdienstige gebruiken en dragen nog meer haat toe aan de overige Christelijke secten dan aan de Mohammedanen, bedienen den doop bij onderdompeling, behouden de zalving, het exorcismus en de oorbiecht, en vieren het avondmaal met gezuurd brood, dat in wijn geweekt is. De vasten wordt steeds des vrijdags gehouden, en monniken en nonnen zijn aan een gestrengen leefregel onderworpen. Zij bezitten een groot aantal scholen, maar alleen voor jongens. Deze leeren de Psalmen, de Evangeliën en de Brieven der Apostelen in het Arabisch, en vervolgens de Evangeliën en de Brieven ook in het Koptisch. Intusschen wordt het Koptisch niet taalkundig onderwezen en nergens gesproken. Deze taal kwam sedert de heerschappij der Arabieren allengs in onbruik en sedert de 10de eeuw bezigt men haar in Beneden-Egypte niet meer, terwijl zij in Opper-Egypte nog eenige eeuwen langer bleef bestaan, maar eindelijk overal door het Arabisch verdrongen werd.
Alle Kopten, die schoolonderwijs genieten, bidden nog steeds in het Koptisch, zoowel in de kerk als te huis, en de rijke Koptische letterkunde bestaat hoofdzakelijk uit handschriften van den Bijbel, levens van Heiligen, homiliën en eenige Gnostische geschriften. De schriftteekens werden bij de invoering van het Christendom aan de Grieken ontleend, doch men voegde er uit het inlandsch hiëratisch schrift 6 letterteekens bij voor klanken, die in het Grieksch ontbraken. De Koptische taal bevat 2 dialecten, namelijk het Opper-Egyptisch of Thebaansch en het Beneden-Egyptisch of Memphitisch, waarbij men nog een derde uit de Delta kan voegen. Dit laatste is merkwaardig, omdat het in vele opzigten overeenkomt met de hiëroglyphische taal. Van het Koptisch zijn verschil lende spraakkunsten en woordenboeken in het licht gezonden. Peyron en Tattam hebben op dat gebied veel geleverd.